Deuteronomy 32:20

38) aangezicht van hen verbergen;

Zie boven, Deut. 31:17.

De 31.17

39) einde zal wezen;

Hebreeuws, laatste, uiterste, achterste; alzo onder, Deut. 32:29. Dat is, wat hem ten laatste wedervaren zal, hoe hun dit bekomen zal. Vergelijk Ps. 37:37; Spreuk. 14:12, en Spreuk. 16:25, met de aantekeningen.

De 32.29 Ps 37.37 Pr 14.12 16.25

40) gans verkeerd geslacht,

Hebreeuws, geslacht der verkeerdheden.

41) trouw is.

Dat is, die geen geloof noch woord houden, die ontrouw en meinedig zijn.

Zechariah 11:9

45) Ik zeide:

Te weten, tot die ondankbare Joden; of, gelijk het anderen verstaan, tot het ganse Joodse volk, gelijk Matth. 23:37.

Mt 23.37

46) Ik zal ulieden

Dat is, Ik [te weten Ik Christus] zal geen zorg meer voor ulieden dragen, Ik zal ulieden het Evangelie niet meer prediken, noch laten prediken. Hiermede geeft de Heere te kennen dat Hij de Joden, vanwege hun grote ondankbaarheid, verwerpen en niet meer voor zijn volk houden zou. Zie Deut. 31:17.

De 31.17

47) wat sterft, dat sterve,

De zin is: als mijne tucht versmaad wordt, zo weest dan onderworpen aan het verderf, aan ellende, zo van buiten als van binnenshuis. Zie breder Zach. 11:10, en Jer. 15:2, enz; Openb. 22:11.

Zec 11.10 Jer 15.2 Re 22.11

48) dat de overgeblevenen

Hebr. de vrouw verslinde het vlees harer vriedin, of metgezellin.

Mark 13:21

Copyright information for DutKant