Deuteronomy 32:25
51) beroven, De een van den ander, zonder verschoning, gelijk volgt. 52) grijzen man. Hebreeuws, man der grijsheid, of, grauwigheid.Jeremiah 14:18
44) kranken Hebreeuws, krankheden. Zie Job 24:20. Job 24.20 45) zowel de profeten Hebreeuws, ook de profeet, ook de priester. 46) weten niet. Dat is, weten geen raad, weten niet wat zij zullen doen of laten, dien het betaamde dit kwaad te verbeteren. Anders: want beiden, profeten en priesters, drijven kramerij tegen het land, en zij [het volk] merken het niet; te weten dat zij hen met valse profetien uitputten en bedriegen. Vergelijk boven Jer. 5:31. Jer 5.31Jeremiah 15:7
17) poorten Dat is, in de landpalen, uiterste grenssteden, sterkten, waarop gij u nu verlaat; gelijk men het koren in of voor de deuren wel pleegt te wannen en te schudden, om het kaf en stof bij den wind te verstrooien en uit te wannen; alzo enz. Anders: in de steden des lands; dat is, overal. 18) heb Mijn volk Dat is, Ik zal enz., en zo in Jer. 15:8. Jer 15.8 19) kinderen Of, van alles wat zij hebben, of hun lief is; omdat in het volgende van de weduwen gesproken wordt, en het Hebreeuwse woord niet alleen gebruikt wordt van beroving van kinderen, maar ook van andere dingen. Zie 2 Kon. 2:19; Ezech. 36:12,13,14,15, met de aantekening. 2Ki 2.19 Eze 36.12,13,14,15 20) wegen Dat is, hebben zich van hun bozen handel en wandel niet bekeerd. Zie Gen. 6:12. Ge 6.12Jeremiah 18:21
46) geef hun zonen Vergelijk dit gebed met Ps. 69:23, enz., en Ps. 109:6, enz., en zie de aantekening aldaar. Ps 69.22 109.6 47) wegvloeien Hunne krachten vergaan als water, dat uitgestort is; of hun bloed wegvloeien, enz.; vergelijk 2 Sam. 14:14; Ps. 22:15, en Ps. 63:11; Ezech. 35:5. 2Sa 14.14 Ps 22.14 63.10 Eze 35.5 48) geweld Of, middel van het zwaard. Hebreeuws, handen des zwaards. Alzo Job 5:20; zie aldaar. Job 5.20 49) kinderen Vergelijk boven Jer. 15:7,8. Jer 15.7,8 50) door den dood Hebreeuws, gedoden des doods zijn. 51) met het zwaard Hebreeuws, geslagenen des zwaards.
Copyright information for
DutKant