Deuteronomy 32:4
7) Rotssteen, Dat is, vast en onbewegelijk, een gewisse toevlucht en bescherming voor de zijnen. Alzo onder, Deut. 32:31. De 32.31 8) Zijn wegen zijn gerichte. Al zijn doen, zijn ganse regering, is vergezelschapt met gerechtigheid, strekkende tot behoudenis der vromen en straf der bozen. Deuteronomy 32:31
66) hun Te weten, der vijanden. 67) rotssteen is niet gelijk Dat is, afgoden, op welken zij zich als op een rots verlaten. 68) Rotssteen, Onze God, op welken wij ons verlaten als op een rots. 69) zelfs onze vijanden Of, laat onze vijanden zelfs rechters zijn; dat is, zij moeten het zelf bekennen, als bevindende door de ervarenheid dat hun afgoden gans geen macht hebben om te wreken of te straffen, gelijk de God Israls zijn macht aan zijn volk en de vijanden daarvan in het openbaar betoont, aan beiden zijn rechtvaardigheid bewijzende. 2 Samuel 22:47
66) geloofd Hebreeuws, gezegend. 67) verhoogd zij God, Dat is, hooglijk geroemd.
Copyright information for
DutKant