Deuteronomy 33:15

44) voornaamste

Hebreeuws, van het hoofd; dat is, het principaalste, voornaamste; Exod. 30:23. Versta, de schone gezonde kruiden, boomvruchten, wijnstokken, de schone olijf- en vijgebomen, die zeer lieflijk op de bergen en heuvelen voortkomen.

Ex 30.23

45) oude bergen,

Hebreeuws, bergen der oudheid, en alzo, heuvelen der eeuwigheid; dat is, die van het begin der wereld geweest zijn. Zie Gen. 49:26.

Ge 49.26

Psalms 72:5

11) zolang

Dat is, zolang de wereld zal staan, zult Gij, o God, uwe kerk onder de regering van den Messias op aarde hebben, die U zal eren en dienen. Hebr. met, bij, of, voor de zon, en voor het aanschijn der maan, geslacht der geslachten. Verg. Gen. 8:22; Job 26:10; Ps. 89:37, en Ps. 7:17.

Ge 8.22 Job 26.10 Ps 89.36 7.16

Psalms 72:7

15) In zijne

Dat is, in den tijd zijner regering.

16) bloeien

Of, groenen, groeien.

17) totdat

Zie Ps. 72:5.

Ps 72.5

Psalms 72:17

38) zolang

Hebr. voor het aanschijn der zon. Zie Ps. 72:5.

Ps 72.5

39) van kind

Hebr. eigenlijk alsof men zeide: zal gezoond, of gekind worden; dat is, van kind tot kind worden voortgebracht, voortgeteeld.

40) zullen

Zie Gen. 22:18.

Ge 22.18

Psalms 89:36-37

62) bij mijne

Dat is, bij mijzelven, die de heilige God ben; Gen. 22:16; Jes. 5:16.

Ge 22.16 Isa 5.16

63) zo Ik aan

Deze manier van eedzweren, zie Gen. 14:23, en Gen. 26:29; 1 Sam. 14:44, en 1 Kon. 20:10; Ps. 95:11; Mark. 8:12 staat: Indien dit geslacht een teken zal gegeven worden: maar Matth. 16:4 staat: hun zal geen teken gegeven worden.

Ge 14.23 26.29 1Sa 14.44 1Ki 20.10 Ps 95.11 Mr 8.12 Mt 16.4
64) Zijn zaad

Zie boven Ps. 89:30.

Ps 89.29

65) troon zal

Dat is, koninkrijk. Davids rijk is een eeuwig rijk ten aanzien van Christus, die uit het zaad van David naar het vlees geboren is en dien de Heere den stoel van zijn vader David gegeven heeft, die een eeuwig Koning is; Luk. 1:32.

Lu 1.32

Ezekiel 36:2

2) vijand van u zegt:

Zie onder Ezech. 36:5.

Eze 36.5

3) Heah!

Zie Job 39:28, en Ps. 35:21, en vergelijk boven Ezech. 25:3, en Ezech. 26:2.

Job 39.25 Ps 35.21 Eze 25.3 26.2

4) eeuwige hoogten

Hebreeuws, hoogten der eeuwigheid; dat is, oude vermaarde bergen, idem, vaste, durige, enz. Vergelijk Deut. 33:15; Hab. 3:6, met de aantekening. Men zou dit anders ook kunnen duiden op den berg Sion en Moria, waar Davids slot en de tempel geweest waren. Vergelijk Ps. 78:69, en boven Ezech. 35:10. Aldus zou dit een goddeloze roem zijn over God en de verstoring van zijn heiligdom, genoemd God eeuwige woonstede, als zijnde nu in der vijanden macht en bezit vervallen. In het volgende, zijn, Hebreeuws, is, versta, elkeen derzelver hoogten.

De 33.15 Hab 3.6 Ps 78.69 Eze 35.10

Habakkuk 3:6

21) Hij stond

Te weten God de Heere, vertegenwoordigd door de ark, die veertien jaar lang te Gilgal bleef, totdat de Joden het land van belofte onder zich hadden verdeeld.

22) mat

Hetgeen uit Gods bevel geschied is, dat schrijft hij God zelven toe, want het land is, door Gods bevel, den Isra‰lieten door het lot uitgedeeld geworden; Num. 32, 34 Joz. 1, 5, 11, 12 en Ps. 78:55.

Ps 78.55

23) het land,

Te weten het land Kana„n.

24) Hij zag toe

Door een stuurs gezicht heeft God die nati‰n kunnen verdrijven, hoe vast zij in dat land geworteld zaten.

25) maakte de heidenen

Dat is, Hij verstrooide de heidenen en wierp hen uit, te weten de Kana„nieten, die te voren in het land gewoond hadden.

26) de gedurige

Aldus worden de bergen en heuvelen genoemd, omdat zij altijd vast staande blijven. Zie Ezech. 36:2.

Eze 36.2

27) hebben zich

Als Hem eerbieding doende.

28) de gangen der

Of, Hij had eeuwige gangen; Dat is, zijne wegen zijn eeuwigdurende, of de Heere richt uit wat Hij van eeuwigheid besloten had; Hij is alleen eeuwig, en zijne besluiten, naar welke Hij de wereld regeert, zijn van eeuwigheid af.

29) zijn zijne.

Of, komen Hem toe.

Copyright information for DutKant