Deuteronomy 34:1

Dit hoofdstuk is [naar het gevoelen van de meesten] na Mozes' dood van enig ander man Gods [hetzij Jozua, Eleazar of een ander] door een bijzondere openbaring en ingeven des Heiligen Geestes beschreven. Zonder dat had de auteur van dit hoofdstuk [alsook de apostel Judas, hetgeen hij in zijn Zendbrief verhaalt] deze zaken, die tussen God en Mozes alleen gepasseerd waren, niet kunnen weten.

1) ging Mozes op,

Door Gods openbaring tevoren wetende dat hij aldaar zou sterven, ging hij gewillig naar zijn sterfplaats.

2) Nebo,

gelegen aan de zuidzijde van Pisga, dicht bij de stad Nebo, door de Rubenieten opgebouwd, Num. 32:38. Vergelijk boven, Deut. 32:49.

Nu 32.38 De 32.49

3) hoogten van Pisga,

Hebreeuws, hoofd. Dit was een zeer hoge berg, gelegen aan Nebo, die veel lager was, dienende als tot een opgang naar de spits van Pisga.

4) Gilead

Zie Gen. 31:21, Num. 32:1,29, enz.

Ge 31.21 Nu 32.1,29

5) Dan toe;

Gelegen in het noordeinde van Kana„n, tevoren genoemd Leschem of La‹s, ingenomen en vernoemd door den stam Dan; Joz. 19:47; Richt. 18:29.

Jos 19.47 Jud 18.29

Deuteronomy 34:6

12) Hij begroef hem in een dal,

De HEERE.

13) Beth-peor;

Zie boven, Deut. 3:29.

De 3.29

14) graf geweten,

De plaats, waar Hem de HEERE begraven had; zie den Zendbrief van Judas 9. Dit heeft God zonder twijfel gewild om alle aanleiding van superstitie of afgoderij [waartoe dit volk zeer genegen was] voor te komen, gelijk de duivel het ter contrarie gaarne ontdekt had.

15) tot op dezen dag.

Uit deze woorden blijkt klaarlijk dat Deut. 34: na Mozes' dood geschreven is.

Copyright information for DutKant