Deuteronomy 4:11

9) midden des hemels;

Hebreeuws, tot aan het hart des hemels; dat is, midden in de lucht. Alzo in het hart van de zee, Exod. 15:8; Spreuk. 23:34, en Spreuk. 30:19; idem, in het hart van den eik, 2 Sam. 18:14; in het hart der aarde, Matth. 12:40.

Ex 15.8 Pr 23.34 30.19 2Sa 18.14 Mt 12.40

Psalms 18:15

5) vermenigvuldige

Of, schoot bliksemen uit. Zie Job 16:13; Jer. 50:29.

Job 16.13 Jer 50.29

Psalms 46:2

Ezekiel 28:2

1) vorst van Tyrus:

Versta, den koning, gelijk onder Ezech. 28:12, en zie 1 Sam. 6:21; 2 Kon. 20:5.

Eze 28.12 1Sa 6.21 2Ki 20.5

2) zegt:

Of, gij gezegd hebt, of zegt; te weten bij uzelven, dat is denkt, maakt u wijs.

3) god,

U toe‰igenende de wijsheid, macht en majesteit, die den enigen waren God alleen toekomt.

4) stoel,

Als in een hemelrijk, waar mij geen vijand kon deren, noch enige heerlijkheid ontbreekt.

5) hart der zeeen!

Zie boven Ezech. 27:4; alzo Ezech. 28:8.

Eze 27.4 28.8

6) stelt gij nochtans uw hart,

Gij vergelijkt u met wijsheid, enz. met God.

Copyright information for DutKant