Deuteronomy 4:19
17) dewelke de HEERE uw God, Dat is, omdat zij geen god, maar Gods schepselen zijn, die Hij tot algemeen gebruik en dienst der mensen geschapen heeft. Jeremiah 7:18
27) kinderen Zij zijn altemaal dol en razende van afgoderij. 28) gebeelde Met afgodische figuren, gelijk enigen het Hebreeuwse woord verklaren. 29) maken Dat is, bakken. 30) Melecheth des hemels, Het Hebreeuwse woord, dat hier in den tekst gelaten is, wordt verscheidenlijk van de geleerden uitgelegd. Sommigen zetten het over: koningin des hemels, waardoor sommigen de maan, anderen enige grote sterren verstaan. Anderen zetten het over: de werken, of het maaksel des hemels; dat is, het ganse uitspansel met al het gesternte. Vergelijk onder Jer. 8:2, en Jer. 19:13, en Jer. 44:17,18,29,25. Jer 8.2 19.13 44.17,18,29,25 31) te offeren, Of, proevende uitgieten, uitstorten. Zie Ps. 16:4. Alzo onder Jer. 19:13, en Jer. 32:29, en Jer. 44:17,18,19, enz. Ps 16.4 Jer 19.13 32.29 44.17,18,19 32) verdriet Of, te tergen, tot toorn te verwekken. Jeremiah 10:2
2) den weg Of, in den weg der heidenen [te gaan], dat is hun afgodische wijze en manier van doen te volgen. 3) tekenen Zon, maan, sterren, enz. Zie Gen. 1:14, die de heidenen tot afgoden maakten, en hun de regering der wereld toeschreven, en uit haren loop toekomstige dingen voorzeiden, waarin de Joden hen navolgden, gelijk te zien is boven Jer. 7:18, enz. Ge 1.14 Jer 7.18 4) dewijl Anders: hoewel, niettegenstaande, enz. idem, maar laat de heidenen, enz.
Copyright information for
DutKant