Deuteronomy 4:30

34) al deze dingen zullen treffen;

Hebreeuws, al deze woorden, of zaken zullen vinden. Zie gelijke manier van spreken onder, Deut. 31:17, en 1 Sam. 23:17; versta die voorgezegde ellenden. Zie boven, Deut. 4:26,27.

De 31.17 1Sa 23.17 De 4.26,27

35) dan zult gij wederkeren

Dit [alsook Deut. 4:29] schijnt een profetie te zijn van de bekering der Joden. Vergelijk onder, Deut. 30:1,2,3, enz. Hos. 3:5. Anders, en gij u bekeren zult tot den Heere uwen God, enz., en dan in Deut. 5:31, zo zal Hij u niet verlaten, enz.

De 4.29 30.1,2,3 Ho 3.5 De 5.31

36) tot den HEERE, uw God,

Anders, tot den Heere uwen God toe. Zie hiervan Jo‰l. 2:12.

Joe 2.12

Psalms 21:8

9) wankelen.

Gelijk boven, Ps. 15:5.

Ps 15.5

Psalms 116:3

3) De banden

Anders: de smarten.

4) des doods hadden

Dat is, die zo groot waren als de dood zelf; te weten als Saul met zijn machtig leger mij naderde; 1 Sam. 23:26.

1Sa 23.26

5) de angsten der hel

Dat is, die zo groot waren dat zij wel lichtelijk oorzaken van mijnen dood zouden geweest zijn en mij in het graf zouden gebracht hebben.

6) getroffen; ik

Hebr. gevonden.

Isaiah 55:6

Copyright information for DutKant