Deuteronomy 8:7

10) in dalen

Hebreeuws, in dal en in berg.

11) uitvlieten;

Of, voortkomen, ontspringen.

Deuteronomy 11:10-12

12) met uw gang,

Hebreeuws, met uwen voet; dat is, met uw dienst en arbeid, moetende het water met moeite er in dragen of leiden, om dat te bevochtigen. Anders, naar uw eigen goeddunken.

13) bij den regen des hemels;

Zonder des mensen arbeid en toedoen.

14) bezorgt;

Hebreeuws, zoekt, nazoekt, of navraagt: menselijk van God gesproken. Want de mensen plegen te zoeken en te vragen naar hetgeen zij een bijzondere genegenheid toedragen. Vergelijk Job 3:4; Jes. 62:2.

Job 3.4 Isa 62.2

Jeremiah 3:19

52) Ik zeide wel:

Dat is, Ik dacht, als terstond wederom; menselijkerwijze van God, als bij zichzelven aldus denkende en beraadslagende, gesproken, om de onwaardigheid van dit volk [waarvan wijders Jer. 3:20], en de grootheid zijner genade uit te drukken; alsof God zeide: Maar hoe zal Ik daartoe komen, dat Ik van zulk boos volk mij ene kerk maak, en hen tot mijne kinderen en erfgenamen van het hemelse en heerlijke Kana„n met de menigte d er heidenen, aanneem? Waarop God als bij zichzelven aldus antwoordt: Ik zal maken door mijnen Geest der bekering en des kindschaps, dat zij zich bekeren, [gelijk volgt] en in geloof tot mij roepen: Abba, en van mij niet afwijken; zie Jer. 32:40; Rom. 8:15. Sommigen nemen dit vers als een vervolg van de voorgaande belofte, en stellen het aldus: Ook zeide Ik, of want Ik zeide, hoe zal Ik, enz., verwonderenderwijze; en in het volgende: Ook zeide Ik, gij zult tot mij roepen, enz.

Jer 3.20 32.40 Ro 8.15

53) gewenste

Hebreeuws, land der begeerte, van den wens; zie Ps. 106:24.

Ps 106.24

54) sierlijke

Hebreeuws, erfenis des sieraads. Aldus was Kana„n genoemd, zijnde een voorbeeld van het hemelse Kana„n; zie Ezech. 20:6; Dan. 8:9, en Dan. 11:16,41,45.

Eze 20.6 Da 8.9 11.16,41,45

55) tot Mij roepen:

Of, mij noemen.

Ezekiel 20:6

13) vloeiende van melk en honig,

Zie Exod. 3:8.

Ex 3.8

14) hetwelk het sieraad is van alle landen.

Alzo onder Ezech. 20:15, en Ezech. 26:20. Zie ook van de heerlijkheid van het land Kana„n, Deut. 8:7, en Deut. 32:13; Ps. 106:24.

Eze 20.15 26.20 De 8.7 32.13 Ps 106.24
Copyright information for DutKant