Deuteronomy 8:7-10

10) in dalen

Hebreeuws, in dal en in berg.

11) uitvlieten;

Of, voortkomen, ontspringen.

12) olierijke olijfbomen,

Hebreeuws, olijfbomen der olie.

13) brood zonder schaarsheid eten zult,

Zie Gen. 3:19.

Ge 3.19

14) ijzer zijn,

Dat is, waar in de stenen ijzer gevonden wordt, of waar de stenen ijzerachtig zijn.

15) Als gij dan zult gegeten hebben,

Anders, gij zult dan eten en verzadigd worden, en enz.

16) loven over dat goede land,

Hebreeuws, zegenen.

Deuteronomy 32:13-14

24) hoogten der aarde,

Dat is, Hij verhoogde hem zeer heerlijk en gaf hem de hoogste en vastste steden in. Zie boven, Deut. 1:28. Vergelijk met Deut. 2:36, en Num. 21:25,32. Alzo onder, Deut. 33:29.

De 1.28 2.36 Nu 21.25,32 De 33.29

25) honig zuigen uit de steenrots,

Want het beloofde land vloeide van honig, Exod. 3:8,17, ook in bossen, 1 Sam. 14, en holen van steenklippen, naar den aard der bijen, Ps. 81:17.

Ex 3.8,17 Ps 81.16

26) kei der rots;

Vergelijk boven, Deut. 8:15.

De 8.15
27) in Bazan weiden,

Hebreeuws, kinderen van Basan. Zie Num. 32:33,34, en elders dikwijls, waar Basan [gelegen aan de oostzijde van de Jordaan] verklaard wordt geweest te zijn een zeer vette landouw.

Nu 32.33,34

28) nieren van tarwe;

Dat is, met zonderling dikke en gezwollen tarwekorreltjes, die ten aanzien van hun gedaante, gelegenheid in het vette en zwelling met de nieren vergeleken worden.

29) reinen wijn,

Of, rode wijnen.

Copyright information for DutKant