Deuteronomy 9:7

Job 10:17

33) getuigen

Dat is, straffen en plagen, die van uw gramschap getuigenis geven.

34) verwisselingen,

Te weten, der kwalen; dat is, verscheidene ellenden en katijvigheden, die al bij beurten op elkander gehoopt en getast worden. Anders, uitdelgingen. Zo zou hij zijn plagen noemen, omdat zij hem uitroeiden.

35) heirleger,

Zo worden zijn ellenden genaamd, vanwege haar menigte, geweld en gruwzaamheid.

Psalms 94:16

14) staan tegen

Te weten, om mij te helpen. Alsof hij zeggen wilde: Niemand onder de mensen; maar het zal God de Heere zijn. Zie Esther 8:11; de psalmist klaagt dat hij van zijne vrienden in den nood is verlaten geweest.

Es 8.11

Proverbs 30:31

84) windhond

Het woord heeft zijn oorsprong van het Hebreeuwse zarah; dat is, spreiden, of, gelijk anderen menen, van het Chaldeeuwse woord zeraz; dat is, opschorten, opschikken; en daarom wordt daarbij verstaan een dier, dat van zichzelf moedig, wŠl in het lijf en op de benen is en vaardig tot zijn werk, hetwelk anderen menen op het paard wel te passen; zie Job 39:22. Anderen vertalen het een haan, of luipaard van goede lenden.

Job 39.19

85) bok;

Die zeer trots, moedig en met een opgeheven hoofd gaat voor zijne kudde. Het Griekse rijk, hetwelk het Perzische tenondergebracht heeft, wordt bij een bok vergeleken; Dan. 8:3, enz.

Da 8.3
Copyright information for DutKant