Ecclesiastes 2:13-14

37) Toen zal ik,

De zin is: Ofschoon al ons bedrijf ijdelheid is, nochtans is de wijsheid zoveel te meer dan de dwaasheid te achten als het licht boven de duisternis.

38) De ogen

Dat is, de wijze is welbedacht, en hij gaat voorzichtig in al zijn handel; maar een dwaas mens is onbedachtzaam en onvoorzichtig in al hetgeen hij te doen heeft. Zie onder Pred. 8:1, en Spreuk. 17:24.

Ec 8.1 Pr 17.24

39) wandelt

Dat is, hij weet niet hoe hij zijne zaken zal aanstellen.

40) dat enerlei

Te weten, zoveel aangaat hetgeen dat hun overkomt in dit tegenwoordige leven, gelijk daar zijn verscheidene ellendigheden, krankheden en smarten des lichaams, alsook de dood zelf. Verg. hiermede Ps. 49:11.

Ps 49.10

41) hun allen bejegent

Dat is, hun beiden, zowel den wijzen als den dwazen.

Ecclesiastes 6:7

20) is voor zijn mond;

Dat is, daartoe en daarom, opdat de mond te eten hebbe.

21) nochtans wordt de begeerlijkheid niet vervuld

De zin is: Ofschoon de mens voor zijn mond genoeg heeft ter nooddruft, zo is hij evenwel nimmermeer terdeeg verzadigd, hij tracht altijd naar meer.

Copyright information for DutKant