‏ Ecclesiastes 9:2-3

6) Alle ding

Hebr. alles gelijk als allen.

7) hun,

Te weten de rechtvaardige en wijze.

8) alle [anderen];

Te weten onrechtvaardigen en dwazen.

9) enerlei

Anders, een geval, gelijk boven Spreuk. 2:14, en onder Spreuk. 9:3. De zin is, de rechtvaardige overkomt zowel wat kwaads als de goddeloze. En integendeel overkomt de goddeloze zowel wat goeds als de vrome.

Pr 2.14 9.3

10) dien, die offert,

Dat is, die die de godsdienst wel waarneemt.

11) die zweert, gelijk als dien

Te weten lichtvaardig, of valselijk, geen conscientie makende van meinedigheid.

12) die den eed vreest.

Te weten de lichtvaardige eed, vrezende God daarmede te vertoornen.

13) Dit is een kwaad

Alsof hij zeide: Dit is hetgeen de mensen bezwaarlijk en verdrietig valt.

14) ding

Zie boven Spreuk. 9:2.

Pr 9.2

15) allen wedervaart,

Te weten mensen.

16) in hun leven

Dat is, gedurende hun leven.

17) daarna [moeten]

Te weten naar alle onzinnigheden, die zij hun levenlang gepleegd hebben.

18) toe.

Te weten heenvaren, dat is, zij moeten sterven. Verg. Spreuk. 2:18, en Spreuk. 9:18.

Pr 2.18 9.18
Copyright information for DutKant