Ephesians 1:18

53) verlichte ogen

Dit ziet op het voorgaande woord u geve. Anderen lezen: verlicht te zijn naar de ogen uws verstands.

54) de hoop van

Dat is, de gehoopte zaak, die in de volgende woorden wordt verklaard. Zie 1 Petr. 1:3,4.

1Pe 1.3,4

55) de rijkdom zij

Dat is, de overvloedigheid, gelijk Ef. 1:7.

Eph 1.7

56) in de heiligen;

Dat is, ware gelovigen. Want den anderen gaat deze erve niet aan.

Ephesians 2:3

9) wij allen eertijds

Namelijk die uit de Joden tot Christus bekeerd zijn, hetwelk hij daarbij doet om te bewijzen, dat hunne bekering, zowel als die der heidenen, uit enkel genade was geschied.

10) onzes vleses,

Dat is, onze verdorven natuur, gelijk deze wijze van spreken doorgaans voorkomt, welke Paulus verklaart Rom. 8:7,8, enz.

Ro 8.7,8

11) den wil des vleses

Grieks, de willen; dat is, lusten en genegenheden des vleses.

12) der gedachten;

Het Griekse woord dianoia, betekent het verstand, of het redelijke deel van de ziel des mensen, hetwelk v¢¢r zijne bekering den mens ook niet dan tot ijdelheid en wereldse dingen drijft. Zie Rom. 1:22, en Rom. 8:7; Col. 2:18.

Ro 1.22 8.7 Col 2.18

13) van nature

Of door de natuur; dat is van onze geboorte of moeders lijf aan, gelijk dit woord natuur ook genomen wordt Gal. 2:15, en elders. Zie Job 14:4; Ps. 51:7; Joh. 3:6; Rom. 5:12,13,14.

Ga 2.15 Job 14.4 Ps 51.5 Joh 3.6 Ro 5.12,13,14

14) kinderen des toorns,

Dat is, den toorn Gods vanwege onze aangeboren zonde onderworpen. Zie Rom. 1:18, en Rom. 9:22.

Ro 1.18 9.22

15) de anderen;

Namelijk de heidenen. Zie Rom. 3:9, enz.

Ro 3.9

Ephesians 4:23

47) in den geest

Dat is, in het binnenste en verstandigste deel van uwe ziel, gelijk Rom. 12:2. Indien dan datzelve moet vernieuwd en wedergeboren zijn om God te kunnen dienen, zo zijn dan ook de wil en alle andere genegenheden van nature niet beter, tenzij dat ze door dezelve kracht vernieuwd worden.

Ro 12.2

Colossians 1:21

47) u, die

Namelijk gelovigen uit de heidenen.

48) eertijds vervreemd

Namelijk eer gij tot Christus bekeert waart. Zie Ef. 2:12, enz.

Eph 2.12

49) en vijanden

Dat is, God hatende en van God gehaat. Zie Rom. 1:30, en Rom. 5:10; Joh. 15:25; Jak. 4:4.

Ro 1.30 5.10 Joh 15.25 Jas 4.4

50) in de boze werken,

Dat is, hetwelk Hem altijd in het boze bezig houdt, Gen. 6:5.

Ge 6.5
Copyright information for DutKant