Ephesians 2:2

3) eertijds gewandeld

Namelijk v¢¢r uwe bekering tot het geloof in Christus.

4) naar de eeuw

Dat is, naar de algemene wijze van leven der wereldse mensen.

5) naar den overste

Dat is, naar den wil en ingeving des oversten.

6) van de macht

Dat is, des Satans, gelijk terstond verklaard wordt, die zo genaamd wordt omdat hij een geestelijk wezen heeft, en nog grote macht in het bewegen der lucht heeft behouden, gelijk uit de historie van Job blijkt, en die uit de lucht den gelovigen nog gedurigen strijd aandoet; Ef. 6:12; 1 Petr. 5:8.

Eph 6.12 1Pe 5.8

7) die nu werkt in

Dat is, door zijne werkingen en ingevingen leidt waar hij wil. Het woordje nu, doet hij daarbij, omdat de Satan deze zijne werking en heerschappij, die hij over hen allen tevoren gebruikt had, nu in de gelovigen had verloren, hoewel hij hen nog bestreed, maar zijne macht alleen in de ongelovigen had behouden; 2 Cor. 4:3,4; 2 Thess. 2:9,10.

2Co 4.3,4 2Th 2.9,10

8) de kinderen der

De ongelovige mensen, die het Evangelie ongehoorzaam zijn, Ef. 5:6; Col. 3:6, worden ook anders kinderen Belials genaamd. Zie Deut. 13:13.

Eph 5.6 Col 3.6 De 13.13

Ephesians 6:12

21) niet tegen

Namelijk alleen, of voornamelijk. Want ook de wereld en ons eigen vlees leveren ons gedurigen strijd; maar onze voornaamste vijand, die ook de wereld en ons vlees daartoe gebruikt, is de Satan. Zie 1 Petr. 5:8.

1Pe 5.8

22) vlees en bloed,

Dat is, zwakke mensen, gelijk wij ook zelf zijn. Zie Matth. 16:17; Gal. 1:16.

Mt 16.17 Ga 1.16

23) overheden,

De apostel geeft hier den Satan en zijnen engelen deze titels, niet omdat zij van God tot rechte oversten en regeerders der wereld gesteld zijn, gelijk God den dienst der goede engelen dikwijls gebruikt, Ef. 1:21, en Ef. 3:10, maar omdat zij hunne macht, die de goede engelen van God hebben, en dezen door hunnen val verloren hebben, nochtans als tyrannen met list en geweld over de verdorven en boze wereld nog gebruiken; en dat door een rechtvaardig oordeel Gods hun hetzelve, tot straf der kwaden en een oefening der goeden, voor enen tijd wordt toegelaten. Zie 2 Cor. 4:4; 2 Thess. 2:9,10. Zie ook de aantekeningen Ef. 2:2.

Eph 1.21 3.10 2Co 4.4 2Th 2.9,10 Eph 2.2

24) der duisternis

Zo wordt het rijk des Satans genaamd, omdat hij door onkennis of onwetendheid van God en Zijn woord de mensen tot allerlei zonden en boosheden brengt. Zie Hand. 26:18; Col. 1:13.

Ac 26.18 Col 1.13

25) de geestelijke boosheden

Grieks, de geestelijke der boosheid; dat is, geesten, die tot alle boosheid zijn genegen, en de mensen daartoe ook zoeken te brengen.

26) in de lucht.

Grieks, in de hemelse, of, overhemelse plaatsen; en wordt dit woord hier anders verstaan dan in de andere plaatsen van dezen brief, omdat de lucht somwijlen hemel wordt genaamd, Lev. 26:19; Matth. 6:26, en de apostel noemt hier voor, Ef. 2;2, den Satan uitdrukkelijk den overste der macht van de lucht; want dat de Satan gene plaats noch macht meer heeft in den rechten hemel, blijkt uit 2 Petr. 2:4; Jud.:6; Openb. 12:8, enz.

Le 26.19 Mt 6.26 2Pe 2.4 Re 12.8

Revelation of John 20:10

30) in den poel des

Dat is, in de hel, om daar eeuwig te blijven. Zie ook Openb. 19:20; Matth. 25:41; 1 Cor. 15:24.

Re 19.20 Mt 25.41 1Co 15.24
Copyright information for DutKant