Exodus 12:29

59) al de eerstgeborenen in Egypteland sloeg,

Dit heeft God gedaan tot een straf over het ongelijk, hetwelk Farao en zijn onderdanen aan Isra‰l, Gods eerstgeborene, gedaan hadden, Exod. 4:22,23.

Ex 4.22,23

60) tot op den eerstgeborene van den gevangene,

Vergelijk met deze manier van spreken, boven Exod. 11:5.

Ex 11.5

61) die in het gevangenhuis was,

Hebreeuws, in het huis van den put, of van den kuil.

Judges 16:21

39) ogen uit;

Opdat hij hunlieden niet meer kwaad zou kunnen doen; latende hem nochtans leven, tot een schouwspel en roem van hun afgod Dagon. Zie Richt. 16:23,24. Maar God, die alles regeert, had hierin wat anders voor, gelijk de uitkomst geleerd heeft.

Jud 16.23,24

40) gevangenhuis.

Hebreeuws, in het huis der gebondenen.

Isaiah 47:1-2

1) af,

Te weten van uw koninklijken stoel; alsof hij zeide: uw koninklijke staat, uwe pracht, uwe heerlijkheid, zal u nu haast benomen worden.

2) zit in het stof,

Of, zet u in het stof, gelijk die te doen plegen, die treuren vanwege enig groot leed, dat hun is overkomen. Zie Job 2:8,13.

Job 2.8,13

3) gij jonkvrouw,

Aldus noemt de profeet het koninkrijk der Babyloni‰rs, dat toen ten hoogste bloeide, en dewijl het tot dezen tijd toe nog van gene vijanden was overheerd geweest, daar het zeer hovaardig op was, zijnde een voorbeeld van het Babel des Nieuwen Testaments of het rijk van den Antichrist.

4) dochter van Babel!

Dat is, gij volk van Babel; zie 2 Kon. 19:21.

2Ki 19.21

5) er is geen troon

Of, waar geen stoel is, te weten geen koninklijke stoel of troon.

6) gij dochter der Chaldeen!

Dat is, Babylon, dat van de Chalde‰n bewoond wordt.

7) gij zult niet meer genoemd worden

De zin is, uw wellust, dartelheid, overdaad, zal haast een einde nemen en in een ellendigen bedroefden staat veranderen. Hebreeuws, gij zult niet toedoen, dat zij u zullen noemen.

8) Neem de molen,

Dat is, sla de hand aan den handmolen. Met deze woorden dreigt en voorzegt de Heere den Babyloni‰rs dat zij der Perzen lijfeigen knechten en maagden worden zouden, moetende den zwaren arbeid doen van het malen van het koren met handmolens. Zie Exod. 11:5; Richt. 16:21.

Ex 11.5 Jud 16.21

9) ontdek uw vlechten,

Te weten gelijk de vrouwen plachten te doen, die tot een teken van droefenis het haar van het hoofd lostrokken en lieten hangen tot over het aangezicht. Of, ontbloot uw haar; te weten gelijk de slavinnen.

10) de enkelen,

Of, de koten; de slaven, knechten en maagden plachten barrevoets te gaan.

11) ontdek de schenkelen,

Dat is, schort u hoog op.

12) ga door de rivieren.

Te weten de rivieren van Perzi‰; een dreigement dat zij gevankelijk zouden weggevoerd worden.

Copyright information for DutKant