‏ Exodus 12:29

59) al de eerstgeborenen in Egypteland sloeg,

Dit heeft God gedaan tot een straf over het ongelijk, hetwelk Farao en zijn onderdanen aan Isra‰l, Gods eerstgeborene, gedaan hadden, Exod. 4:22,23.

Ex 4.22,23

60) tot op den eerstgeborene van den gevangene,

Vergelijk met deze manier van spreken, boven Exod. 11:5.

Ex 11.5

61) die in het gevangenhuis was,

Hebreeuws, in het huis van den put, of van den kuil.

‏ Numbers 31:9

‏ Numbers 31:19

20) zeven dagen;

Naar de ordinantie en wet gegeven van God, ten aanzien van de onreinen, Lev. 15:13, en boven, Num. 19:11, enz., en onderhouden in Mirjam, boven, Num. 12:14.

Le 15.13 Nu 19.11 12.14

21) mens gedood,

Hebreeuws, een ziel.

22) ontzondigen,

Zie boven, Num. 8:21.

Nu 8.21

‏ Numbers 31:26

28) der gevangenen

Hebreeuws, der gevangenis. Zie boven, Num. 31:12.

Nu 31.12

‏ 2 Chronicles 29:5

7) heiligt nu uzelven,

Dat is, reinig u van alle besmettingen, welke zijn tegen de wet der zeden en der ceremoni‰n, en dat naar het bevel en voorschrift, dat u de Heere in zijne wet gegeven heeft. Vergelijk Gen. 35:2; idem Exod. 19:10, en de aantekening.

Ge 35.2 Ex 19.10

8) heiligt het huis

Dat is, reinigt. Alzo onder, 2 Kron. 29:17,19.

2Ch 29.17,19

9) onreinigheid

Hebreeuws, afzondering. Zo wordt de onreinheid genaamd, omdat zij moet afgezonderd en weggedaan worden. Insgelijks wordt de tijd van de onreinheid ener kraamvrouw geheten een tijd der afzondering, omdat zij gedurende denzelven moest afgezonderd zijn van het gezelschap der mensen. Zie Lev. 12:2. Versta hier, door de onreinheid, al wat den tempel door de afgodendienaren en den afgodendienst verontreinigd had.

Le 12.2

10) heiligdom.

Versta, het heilige; dat is, het voorste deel des tempels, onder, 2 Kron. 29:16, of ook het voorhof der priesters, hetwelk mede een heiligdom genaamd wordt. Zie onder, 2 Kron. 29:7, en de aantekening.

2Ch 29.16,7

‏ Ephesians 4:8

16) Hij: Als

Namelijk God.

17) Hij opgevaren is

Namelijk Christus, gelijk uit de volgende verklaring blijkt. Want dit is ene profetie van Christus' koninkrijk.

18) in de hoogte,

Dat is, in den hemel, gelijk verklaard wordt Ef. 4:10.

Eph 4.10

19) de gevangenis

Dat is, degenen die ons gevangen hielden, namelijk, zonde, duivel, dood en verdoemenis; over welke alle Christus door Zijn dood, verrijzenis en hemelvaart heeft getriomfeerd, Col. 2:15; alzo, dat hoewel zij ons nog bestrijden, wij nochtans in Christus de overwinning over allen hebben, Joh. 16:33; Rom. 8:37,38,39. Of, gevangenen, dat is, een grote menigte van gevangenen, gelijk 2 Kron. 28:5.

Col 2.15 Joh 16.33 Ro 8.37,38,39 2Ch 28.5

20) gaven gegeven.

Namelijk uit den hemel, wanneer Hij is gezeten ter rechterhand Gods Zijns Vaders; Hand. 2:33.

Ac 2.33
Copyright information for DutKant