Exodus 12:33

66) zijn allen dood!

Zie Gen. 20:3.

Ge 20.3

Exodus 12:35

Esther 8:17

49) in alle en een ieder landschap,

Hebreeuws, in alle landschap en lanschap, en in alle stad en stad.

50) vrolijke dagen;

Hebreeuws, goede.

51) uit de volken des lands

Dat is, uit het gemene volk.

52) werden Joden,

Dat is, zij namen de Joodse religie aan, zich latende besnijden, en zij vervoegden zich bij de Joden, wordende alzo Jodengenoten.

53) de vreze der Joden

Dit is, zij waren voor de Joden bevreesd.

Esther 9:2

5) hun verderf zochten;

Hebreeuws, hun kwaad.

6) bestond voor hen,

Of, stond hen tegen. Hebreeuws, tegen hun aangezicht.

7) hunlieder schrik

Versta hier, een vrees en schrik, waarmede de Joden van anderen gevreesd werden. Alzo ook Esth. 9:3.

Es 9.3
Copyright information for DutKant