Exodus 13
1) Heilig Mij Dat is, beveel dat men Mij afzondere; of toeigene, tot mijn heiligen dienst. Zie Lev. 8:10. Le 8.10 2) eerstgeborenen; Te weten, die mannelijk zijn. 3) wat enige baarmoeder opent Hebreeuws, opening aller baarmoeder. 4) dat is Mijn. Te weten, daarom, omdat Ik uw eerstgeborenen verschoonde, toen Ik alle eerstgeborenen in Egypteland gedood heb. Zie onder, Exod. 13:15. Ex 13.15 5) door een sterke hand van hier uitgevoerd; Hebreeuws, in kracht der hand. 6) in de maand Abib. Deze maand valt ten dele in Maart, ten deel in April, wanneer in de lente de dagen en nachten even lang zijn. Het Hebreeuwse woord Abib betekent een groene aar, waarvan deze maand haar naam heeft, overmits in dezelve het gezaaide, daar te lande, groene aren kreeg. 7) vloeiende van melk en honig; Zie Exod. 3:8. Ex 3.8 8) dezen dienst Die in de volgende verzen verhaald wordt. 9) houden in deze maand. Hebreeuws, dienen. 10) zoon te kennen geven te dienzelven dage, Dat is, uwen kinderen. 11) ter bestemder tijd, Zie boven, Exod. 12:6. Ex 12.6 12) van jaar tot jaar. Hebreeuws, van dagen tot dagen. Aldus wordt ook het woord dagen genomen voor een jaar, Lev. 25:29; Amos 4:4. Le 25.29 Am 4.4 13) der Kananieten zal gebracht hebben, Versta hieronder ook al de natin, die hierboven Exod. 13:5 en Gen. 15: genoemd worden. Ex 13.5 14) tot den HEERE doen overgaan Te weten, van u tot den Heere, alzo dat het niet langer het uwe blijve, maar des Heeren zij. 15) alles, wat de baarmoeder opent; Hebreeuws, alle opening der baarmoeder; boven, Exod. 13:2. Ex 13.2 16) vrucht der beesten, Hebreeuws, voortzetting, of, aanwas. 17) ezelin opent, Versta hieronder alle andere gedierten, die tot de offeranden onbekwaam waren. 18) lam; Versta, zowel een lam der geiten, als der schapen. 19) zo zult gij het den nek breken; Te weten, opdat hetgeen den Heere toegeigend is, tot geen gewone dingen gebruikt worde. 20) zult gij lossen. Te weten, met vijf sikkelen des heiligdoms, Num. 18:16. Nu 18.16 21) morgen zal vragen, Zie boven, Exod. 12:26. Ex 12.26 22) Wat is dat? Dat is, wat beduidt dat? 23) offer ik den HEERE Of, slacht. 24) voorhoofdspanselen tussen uw ogen; Het schijnen enige gedenkcedels geweest te zijn, aan het voorhoofd gebonden, om daarbij des Heeren wet te gedenken. Zie Deut. 6:8. De 6.8 25) nader was; Te weten, om in het land Kanan te komen. 26) God zeide: Te weten, bij zichzelven. Zie Gen. 8:21. Ge 8.21 27) Dat het den volke Of, dat het misschien; menselijker wijze gesproken. 28) niet rouwe, Te weten, dat zij uit Egypteland getogen zijn. 29) van de woestijn der Schelfzee. Versta de woestijn Etham, Exod. 13:20, en Num. 33:8. Ex 13.20 Nu 33.8 30) bij vijven uit Egypteland. Hebreeuws, gevijfd; dat is, bij vijven, vijf nevens elkander, of, in vijf hopen, of heiren. Anders, gewapend, of, geharnast, gelijk Joz. 1:14, en Jos. 4:12; Richt. 7:11. Jos 1.14 4.12 Jud 7.11 31) met een zwaren eed Hebreeuws, bezwerende bezworen; dat is ernstig of met een zwaren eed bezworen. 32) voorzeker bezoeken; Hebreeuws, bezoekende bezoeken. 33) de HEERE toog voor hun aangezicht, Hij wordt Exod. 14:19 genoemd de engel Gods; Hij is geweest de eeuwige Zoon Gods, 1 Cor. 10:9. Ex 14.19 1Co 10.9 34) een wolkkolom, Ps. 105:39 staat, dat deze kolom werd uitgespreid als een deksel, zodat zij den Isralieten een schaduw was voor de hitte van de zon. Ps 105.39
Copyright information for
DutKant