Exodus 17:1
1) hun dagreizen, Hun dagreizen waren dezen: van Sira tot Dofka, van Dofka tot Alus, van Alus tot Rafidim, Num. 33:12,13,14. Mozes verhaalt in Exod. 17: niet al de reizen, noch rustplaatsen des volks, maar die alleen, waarin wat zonderlings geschied is. Nu 33.12,13,14 2) op het bevel des HEEREN, Hebreeuws, op, of, naar den mond. 3) Rafidim. Rafidim is een plaats in de woestijn bij den berg Horeb. Dit was de elfde legerplaats. Exodus 38:31
Numbers 3:16
12) bevel des HEEREN, Hebreeuws, mond. Zie Gen. 41:40; Exod. 17:1, en onder, Num. 3:39. Ge 41.40 Ex 17.1 Nu 3.39 Numbers 3:39
32) twee en twintig duizend. Zo men Num. 3:22,28,34 inziet, zal men bevinden dat het getal der Gersonieten is geweest 7500, der Kohathieten 8600, en der Merarieten 6200, makende samen het getal van 22. 300, even 300 meer dan hier in Num. 3:39 vermeld worden; maar men moet weten dat bij het getal van 22.000 de priesters, zijnde uit het geslacht van Kohath, en daarna de eerstgeborenen der Levieten mede bijgevoegd moeten worden, die, overmits zij [samen 300 zijnde] den priesters niet gegeven waren, als Gode op een bijzondere wijze eigen blijvende, Exod. 13:2; en de andere eerstgeborenen niet kunnende lossen dewijl zij zelf eerstgeborenen waren, zo worden terecht maar 22.000 hier in rekening gebracht, als niet meer den priesters gegeven zijnde. Nu 3.22,28,34,39 Ex 13.2 Numbers 4:27
38) het bevel van Aron en van zijn zonen; Hebreeuws, de mond. Zie Gen. 41:40; alzo hieronder, Num. 4:37,41,45,49. Ge 41.40 Nu 4.37,41,45,49 Numbers 9:18
24) den mond des HEEREN, Dat is, naar het bevel of voorschrift des Heeren. Versta, naardat God door de wolk, die een teken zijner tegenwoordigheid was, te kennen gaf, hetzij zij verheven werd of stilstond. Want dat was den Isralieten als een bevel des Heeren, hetwelk zij in het verreizen en in het blijven volgen moesten. Deuteronomy 17:10
18) bevel des woords, Hebreeuws, naar den mond des woords; dat is, juist en in alles naar hun zeggen.
Copyright information for
DutKant