‏ Exodus 17:13

19) Amalek en zijn volk

Het schijnt, dat men hier door Amalek moet verstaan den koning of overste, en door zijn volk het leger. Anderen verstaan door Amalek de Amalekieten, en door zijn volk de nati‰n, die hem te hulp gekomen waren.

20) krenkte,

Of, verzwakte, verbrak.

21) scherpte des zwaards.

Hebreeuws, mond.

‏ Judges 1:16

26) Keniet,

Versta, Jethro; zie Num. 24:21,22.

Nu 24.21,22

27) de Palmstad op,

Jericho. Zie Deut. 34:3.

De 34.3

28) Harad is;

De naam ener stad, gelegen bij het gebergte Se‹r, en misschien ook van een koning van die plaats. Zie Num. 21:1.

Nu 21.1

29) en zij gingen heen

Hebreeuws, en hij ging en woonde, of, bleef met, of, bij het volk. Hij, namelijk, de Keniet; dat is, Jethro's nakomelingen. Sommigen zetten het aldus over: Want hij [de Keniet] was [mede] getogen, en was gebleven, of, had gewoond bij het volk, namelijk Isra‰l. Zie Num. 10:29, en Num. 24:21,22; 1 Sam. 15:6.

Nu 10.29 24.21,22 1Sa 15.6

‏ Judges 4:5

9) palmboom van Debora,

Alzo naar Debora genoemd.

10) ten gerichte.

Om van haar, als een profetes, des Heeren wil te vernemen in zaken, waarin zij geen uitkomst wisten te vinden bij zichzelven, of door de ordinaire wegen van onderwijs of justitie.

‏ 1 Samuel 15:6

5) Gaat weg,

Deze korte afgebroken manier van spreken betekent dat zij zich moesten haasten in het opbreken. Zie dergelijke manier van spreken, Gen. 18:6.

Ge 18.6

6) opdat ik u met hen niet wegruime;

Dat is, dat ik u niet van gelijke doe als ik hun doen zal.

7) gij hebt barmhartigheid gedaan

Dat is eigenlijk te verstaan van Jethro den Keniet, Mozes' schoonvader, van wien de Kenieten afkomstig waren.

Copyright information for DutKant