Exodus 21:14

26) van voor Mijn altaar nemen,

Alsof Hij zeide, ofschoon hij tot mijn altaar zijn toevlucht genomen had. Zie 1 Kon. 2:28,29.

1Ki 2.28,29

27) dat hij sterve.

Te weten, naar het oordeel der overheid.

Joshua 9:4

7) arglistiglijk,

Te weten, gelijk Balak en anderen tevoren gedaan hadden, of, gelijk de andere Kana„nietische koningen gezocht hebben zichzelven met wapens te beschermen, alzo hebben dezen gezocht met listigheid hun leven te behouden.

8) samengebonden

Te weten, waar zij gescheurd waren.

Job 5:12

24) een ding uitrichten.

Of, niet dat wezen heeft, niets wezenlijks, niets bestendigs, of deugdzaams, of niet dat iets bijzonders is, of [hun] voornemen niet uitrichten. Het Hebreeuwse woord betekent wezen, bestendigheid, iets dat waarlijk is, gelijk hier, en onder, Job 11:6, en Job 30:22; idem wet, wijsheid, rede, deugd; overmits deze dingen bestendig, vast en duurzaam zijn, gelijk onder, Job 6:13, en Job 12:16; Spreuk. 2:7, en Spreuk. 3:21, en Spreuk. 8:14.

Job 11.6 30.22 6.13 12.16 Pr 2.7 3.21 8.14

Job 15:5

8) mond

Het woord mond, gelijk ook tong in Job 15:5, en lippen in het volgende, betekenen de woorden en redenen, die door mond, tong en lippen uitgesproken worden. Alzo onder, Job 16:5; Ps. 5:10; Spreuk. 2:6, en Spreuk. 14:3, en Spreuk. 15:2, en Spreuk. 18:7, en Spreuk. 21:6, enz.

Job 15.5 16.5 Ps 5.9 Pr 2.6 14.3 15.2 18.7 21.6

9) leert

Dat is, geeft getuigenis van de verkeerdheid uws harten, door welke gij deze vreemde redenen drijft. Anders, uw ongerechtigheid leert uw mond; dat is, de boosheid uws harten doet u zulke redenen spreken.

10) uw ongerechtigheid,

Te weten, waardoor gij in het spreken aangenomen hebt de manier van doen der node schalken, die met een schijn, zowel van woorden als van redenen, een zaak weten te bewimpelen, verduisteren en om te keren.

Proverbs 8:5

10) slechten!

Zie boven Spreuk. 1:4.

Pr 1.4

11) kloekzinnigheid,

Zie op dezelfde plaats.

12) zotten!

Zie boven Spreuk. 1:22.

Pr 1.22

Proverbs 8:12

24) Ik,

Dat is, ik bezit, geniet en gebruik de kloekzinnigheid, als die mij alleen toebehoort en ten dienste staat.

25) kloekzinnigheid,

Zie boven Spreuk. 1:4.

Pr 1.4

26) bedachtzaamheid.

Zie op hetzelfde vers.

Proverbs 19:25

71) Sla

Te weten, om hem over zijne spotternij te straffen.

72) spotter,

Zie Ps. 1:1.

Ps 1.1

73) slechte

Dit woord is hier in het goede genomen voor de onwetenden en eenvoudigen, die leerzaam zijn; zie boven Spreuk. 1:4.

Pr 1.4

74) bestraf

Te weten, met woorden. Alzo Gen. 21:25; Job 15:3; boven Spreuk. 9:8.

Ge 21.25 Job 15.3 Pr 9.8
Copyright information for DutKant