Exodus 23:33

Exodus 34:12

Deuteronomy 7:16

12) verteren,

Hebreeuws, eigenlijk, eten, opeten, en alzo voorts, verteren; dat is, gij zult hen vernielen, verdelgen, zonder verschonen of schromen, gelijk de spijs niet gespaard wordt, veel weiniger een roof van een wild dier. Vergelijk onder, Deut. 31:17.

De 31.17

13) strik zijn.

Zie Exod. 23:33, en Exod. 34:12; Richt. 2:3.

Ex 23.33 34.12 Jud 2.3

Joshua 23:13

12) Weet voorzeker,

Hebreeuws, weet wetende.

13) gesel

Eertijds placht men de mensen in de zijden te geselen of te slaan, gelijk af te nemen is hier en Jezus Sirach 30:12, en Sirach 40:6.

Judges 2:3

4) zal hen

Te weten, de heidenen, in Kana„n wonende.

5) zijden zijn,

Zie breder verklaring hiervan Num. 33:35.

Nu 33.35
Copyright information for DutKant