Exodus 23:7

12) zaken;

Of, woorden.

13) zult gij niet doden;

Dat is, ter dood verwijzen, want hij spreekt hier de magistraten aan.

14) goddeloze niet rechtvaardigen.

Te weten, een goddelozen, onrechtvaardigen rechter, die een onrechtvaardig oordeel over een onschuldig mens uitspreekt.

Deuteronomy 25:1

1) en zij tot het gericht

Wanneer zij elkander niet behoorlijk kunnen verdragen. Anders, zo zullen zij, enz.

2) zij hen richten,

Te weten, de rechters.

3) zij

De rechters.

4) den rechtvaardige rechtvaardig spreken,

Dat is hier, dengene, die onschuldig is, of een rechtvaardige zaak heeft, voor zodanig verklaren, en den schuldige, of, die onrecht heeft, voor zodanig verklaren en veroordelen. Zie wijders Gen. 44:16; Num. 35:31.

Ge 44.16 Nu 35.31

Psalms 51:4

5) wel van

Hebr. vermenigvuldig, was mij, of vermenigvuldig, maak veel mij te wassen, of was mij veel, of veelvoudiglijk, wel terdege, over en weer over. Aldus spreekt David uit overdenking en gevoel van de grootheid en veelheid zijner zonden. De manier van spreken is wel genomen van het uiterlijk en ceremoni‰el wassen en reinigen, [waarvan Lev. 11:25,32, en Lev. 14:8,9; Num. 19:19,20, enz., ook Exod. 19:10,] maar ziet op de betekenende zaak, te weten de geestelijke afwassing en reiniging van zonden, door het bloed van den Messias. Zie 1 Cor. 6:11; 1 Joh. 1:7, en Openb. 7:14. Verg. onder Ps. 51:9.

Le 11.25,32 14.8,9 Nu 19.19,20 Ex 19.10 1Co 6.11 1Jo 1.7 Re 7.14 Ps 51.7

Proverbs 17:15

43) rechtvaardigt,

Dat is, vrijspreekt en rechtvaardig verklaart. Zie Gen. 44:16, en Deut. 25:1.

Ge 44.16 De 25.1

44) verdoemt,

Dat is, onrechtvaardig, schuldig en strafwaardig verklaart; zie Deut. 25:1.

De 25.1

45) ja,

Dat is, de een zowel als de ander, beiden geleidelijk. Zie dezelfde manier van spreken onder Spreuk. 20:10,12.

Pr 20.10,12

Isaiah 5:23

86) rechtvaardigen

Dat is, recht geven daar hij onrecht heeft. Zie Num. 35:31; Deut. 25:1.

Nu 35.31 De 25.1

87) afwenden.

Mits hun onrecht gevende, alsof zij enige onrechtvaardige zaken voorhadden.

Matthew 11:9

Romans 3:20

38) Daarom zal uit de werken der wet

Hier besluit Paulus uit het geheel voorgaande bewijs van Rom. 1:17 tot hier toe, dat de mens door zijne werken niet kan gerechtvaardigd worden voor God.

Ro 1.17

39) geen vlees

Dat is, geen levend mens; Ps. 143:2; Gal. 2:16.

Ps 143.2 Ga 2.16

40) gerechtvaardigd worden,

Hetwelk niet betekent rechtvaardigheid of heiligheid instorten; want het zou geen zin hier hebben, geen vlees kan de rechtvaardigheid in gestort worden voor God; maar het betekent voor Gods oordeel van de verdoemenis vrijgesproken, en voor rechtvaardig gehouden worden. Zie Job 9:2,3; Ps. 143:2; Rom. 8:33,34; Gal. 2:16,17, enz.

Job 9.2,3 Ps 143.2 Ro 8.33,34 Ga 2.16,17

41) de kennis der zonde.

Namelijk wanneer de wet den mens voorstelt wat God gebiedt en verbiedt; en de conscientie des mensen hem overtuigd, dat hij daartegen met gedachten, lusten, woorden en werken heeft misdaan; Rom. 7:7; Gal. 3:19,22.

Ro 7.7 Ga 3.19,22
Copyright information for DutKant