Exodus 28:3

3) wijs van hart zijn,

Zie Job 9:4.

Job 9.4

Job 11:12

24) Dan zal

Te weten, als God zijn straffen en oordelen uitvoert. Anders, maar de mens is ijdel [en] verstandeloos, en [als] het jong van een woudezel is de mens geboren.

25) verstandeloos

Hebreeuws, ledig.

26) kloekzinnig

Dat is, niet alleen genegen zijn om wijsheid te leren, maar zal ook dezelve begrijpen en aannemen; want het hart wordt in de Heilige Schrift voor den zin en het verstand des mensen genomen. Zie boven, Job 9:4.

Job 9.4

27) hoewel

Dat is, al is het dat de mens van het begin zijns levens af zeer plomp en onverstandig is, gelijk het veulen van een wilden ezel, nochtans kan hij door de overlegging van Gods werken enige wijsheid vatten, welverstaande door den Geest Gods verlicht en geleid zijnde.

Job 34:34

77) De lieden

Hebreeuws, de lieden des harten. Hart voor verstand; alzo boven, Job 34:10.

Job 34.10

78) met mij zeggen,

De Hebreeuwse letter lamed betekent somtijds met; gelijk Gen. 46:26; Exod. 34:12; Num. 18:11.

Ge 46.26 Ex 34.12 Nu 18.11

79) naar mij horen:

Dat is, dit mij toestemmen, of hierin mij gelijk geven.

Proverbs 2:10

Proverbs 6:32

63) is verstandeloos;

Hebreeuws, harteloos, of heeft geen hart, of gebrek van een hart; dat is, heeft geen wetenschap, verstand en zinnen, niet begrijpende wat God aangenaam, eerlijk voor de mensen en voordelig voor zichzelven is. Zie dezelfde benaming onder Spreuk. 7:7, en Spreuk. 9:4,16, en Spreuk. 10:13, en Spreuk. 11:12, en Spreuk. 15:21, en Spreuk. 17:18, enz.; het woord hart is dikwijls genomen voor het verstand. Zie Job 9:4.

Pr 7.7 9.4,16 10.13 11.12 15.21 17.18 Job 9.4

64) die dat doet;

Dat is, die overspel begaat.

Proverbs 19:8

25) verstand

Dat is, die verstand zoekt te bekomen. Hebreeuws, het hart; welk woord dikwijls in de Heilige Schrift voor wijsheid en verstand genomen wordt. Zie Job 9:4.

Job 9.4

26) verstandigheid

Zie boven Spreuk. 1:3.

Pr 1.3

27) het goede

Zie boven Spreuk. 16:20.

Pr 16.20

Hosea 4:11

30) neemt het hart weg.

Hebreeuws, zal nemen; dat is, een ieder van deze, [te weten hoererij en dronkenschap] beneemt den mens het verstand en oordeel, en maakt hem dienvolgens zo dol en dwaas, dat hij doet gelijk volgt. Zie Jes. 28:7; Openb. 17:2, en Spreuk. 9:4.

Isa 28.7 Re 17.2 Pr 9.4
Copyright information for DutKant