Exodus 28:4

4) efod,

Of, lijfrok. Zie boven, Exod. 25:7.

Ex 25.7

5) mantel,

Of, overkleed, overtreksel, overrok, waaraan de schelletjes waren. Zie Exod. 28:31.

Ex 28.31

6) oogjes,

Versta, kunstig-gewrochte versierseltjes in den vorm van ogen. Deze wordt gehouden voor den onderrok, langer zijnde dan de overrok.

7) hoed

Dit was een deksel, hetwelk rondom het hoofd als gewonden was, gelijk heden ten dage de tulbanden van de Turken; het was het hoofddeksel en de sieraad der koningen en der priesters.

8) zij zullen dan voor uw broeder Aaron heilige klederen maken,

Te weten, de wijze mannen, van wie Exod. 28:3 gesproken is.

Ex 28.3

Exodus 28:6-7

10) goud,

Den gouden efod droeg alleen de hogepriester, maar er waren ook efods van linnen, welke de andere priesters, ja ook andere lieden, droegen; zie 1 Sam. 2:18, en 1 Sam. 22:18, en 2 Sam. 6:14.

1Sa 2.18 22.18 2Sa 6.14

1 Samuel 2:18

40) lijfrok.

Hebreeuws, efod. Vergelijk 2 Sam. 6:14.

2Sa 6.14

1 Samuel 22:18

30) die den linnen lijfrok droegen.

Dat is, die den dienst Gods pleegden in de tent; want als zij dien pleegden, moesten zij linnen klederen aantrekken. Zie Exod. 28:42.

Ex 28.42

1 Chronicles 15:27

26) der zangers;

Anders, des gezangs. Of aldus, met de zangers.

27) een lijfrok aan

Waarmede hij zijn koninlijke waardigheid en grootheid als bedekte voor de grote waardigheid en majesteit Gods, zich houdende als de andere dienaren in den dienst Gods. Hebreeuws, en op David was een efod.

Copyright information for DutKant