Exodus 28:6

10) goud,

Den gouden efod droeg alleen de hogepriester, maar er waren ook efods van linnen, welke de andere priesters, ja ook andere lieden, droegen; zie 1 Sam. 2:18, en 1 Sam. 22:18, en 2 Sam. 6:14.

1Sa 2.18 22.18 2Sa 6.14

Judges 17:5

11) maakte

Van de resterende som van het geld.

12) efod,

Zie Exod. 28:4.

Ex 28.4

13) terafim,

Zie Gen. 31:19.

Ge 31.19

14) vulde de hand van een uit zijn zonen,

Zie Lev. 7:37, alzo onder, Richt. 17:12.

Le 7.37 Jud 17.12

15) priester ware.

Dit alles deed hij tegen Gods uitgedrukt bevel. Want God had maar ‚‚n efod geboden te maken voor den hogepriester in Isra‰l, om God door urim en thummim raad te vragen, Num. 27:21. Beelden ten godsdienst waren scherpelijk verboden, en niemand mocht priester zijn, dan die van A„rons linie was; zie Num. 16:40, en Num. 18:2,7, enz.

Nu 27.21 16.40 18.2,7
Copyright information for DutKant