Exodus 29:39-42
47) bereiden; Te weten, om te offeren. 48) tussen de twee avonden. Zie Exod. 12:6. Ex 12.6 49) een tiende deel meelbloem, Te weten, van een efa; dat is, een gomer. Zie Exod. 16:36. Ex 16.36 50) van een hin Dat is, zoveel als er in achttien henneierschalen gaat. 51) gestoten olie; Zie boven, Exod. 27:20. Ex 27.20 52) aan de deur Hier stond het brandofferaltaar, Exod. 40:29. Ex 40.29 Numbers 28:2-8
1) spijze Hebreeuws, brood. Zie Lev. 3:11, en onder, Num. 28:24. Le 3.11 Nu 28.24 2) vuurofferen, Zie Lev. 1:9. Le 1.9 3) Mijn liefelijken reuk, Zie Lev. 8:21. Le 8.21 4) eenjarige lammeren des daags, Hebreeuws, zonen eens jaars; alzo in het volgende, als in Num. 28:9,11,19,27. Nu 28.9,11,19,27 5) gedurig Zie onder, Num. 28:6 en de aantekeningen. Nu 28.6 6) brandoffer. Zie Gen. 8:20, en Lev. 6:9. Ge 8.20 Le 6.9 7) tussen de twee avonden. Dat is, tussen beide de einden des avonds of tussen ingang en uitgang van den avond. De avond ging in met de negende ure des daags; dat is, drie uren v¢¢r den ondergang der zon, en ging met denzelfden ondergang uit. De twee einden des avonds worden twee avonden geheten, omdat het eerste het einde was van den afgaanden dag en het andere het begin van den aankomenden nacht. Zie ook Exod. 12:6. Ex 12.6 8) tiende deel ener efa meelbloem, Genaamd in het Hebreeuws gomer; anders homer, of, omer. Zie Exod. 16:36, en Lev. 5:11. Hieruit blijkt dat wanneer van een, of twee, of drie, enz. delen meelbloem gesproken wordt, dit te verstaan zij van de delen ener efa. Ex 16.36 Le 5.11 9) spijsoffer, Zie Lev. 2:1. Le 2.1 10) hin van gestoten olie. Een maat van natte waren, aldus bij de Hebren genoemd; van welke zie Lev. 19:36. Le 19.36 11) ingesteld was Hebreeuws, gemaakt. Zie van het gedurig brandoffer Exod. 29:38,39, enz. en van de andere offers, Lev. 23, welke, omdat zij daarna negen en dertig jaren lang in de woestijn niet wel onderhouden zijn geweest, zo heeft God de wetten daarvan, toen zij nu op het intreden van het land Kanan waren, willen vernieuwen; eensdeels opdat zij niet meer zouden nagelaten worden, anderdeels opdat hieruit blijken zou dat Hij, als een genadig vader, dat volk, niettegenstaande zijn veelvuldige afwijkingen, nog voor zijn eigendom gehouden heeft, van hetwelk Hij begeerde gekend te zijn. Ex 29.38,39 12) drankoffer zal zijn Zie Lev. 23:37. Le 23.37 13) heiligdom Dat is, in den voorhof des tabernakels, op het brandofferaltaar: alzo ook genoemd 2 Kron. 29:7; zie de aantekeningen aldaar. 2Ch 29.7 14) sterken dranks Hebreeuws, Schechar. Zie Lev. 10:9. Versta, wijn, gelijk te zien is, onder, Num. 28:14, en Exod. 29:40, en Lev. 23:13. Le 10.9 Nu 28.14 Ex 29.40 Le 23.13 15) offeren. Het Hebreeuwse woord betekent het offeren van vochtige dingen, als Gen. 35:14; Exod. 30:9. Ge 35.14 Ex 30.9
Copyright information for
DutKant