Exodus 3:11

Exodus 4:1

1) zij zullen mij niet geloven,

Te weten, de Isra‰lieten.

Exodus 4:10

8) Och Heere,

Zie van het Hebreeuwse woordje, overgezet Och, Gen. 43:20.

Ge 43.20

9) ben geen man wel ter tale,

Hebreeuws, ik ben geen man der woorden; dat is, ik ben niet welsprekend.

10) noch van eergisteren,

Mozes wanhoopte geheel aan de beterschap van zijn tong, overmits hij zelfs in dien tijd geen beterschap vernam, toen de Heere met hem sprak van deze ambassade.

Jeremiah 1:6

16) ik kan niet spreken,

Of, weet niet te spreken.

17) jong.

Of, een kind, jongen, jongeling, en dienvolgens hiertoe gans onbekwaam en zonder aanzien. Van het Hebr. woord, zie Gen. 22:5. Het wordt alzo gebruikt van kinderen en jongen, gesteld tegen ouden; Jes. 3:5, en Jes. 7:16, en Jes. 13:18, en Jes. 20:4.

Ge 22.5 Isa 3.5 7.16 13.18 20.4
Copyright information for DutKant