Exodus 3:14

18) IK ZAL ZIJN, DIE IK ZIJN ZAL!

Anders, Ik ben die Ik ben, of, Ik zal zijn die Ik was; komende in den grond overeen met den naam Jehovah. Dit betekent, dat God, die Mozes zond, eeuwig is in wezen, getrouw in zijn beloften, en alvermogend in haar uitvoering; vergelijk Openb. 1:4,8, en Openb. 16:5; Hebr. 13:8.

Re 1.4,8 16.5 Heb 13.8

Job 9:24

44) gegeven

Te weten, door Gods regering.

45) in de hand

Dat is, in het geweld des bozen, daar het den mens dunkt dat de vromen veel meer behoorden de overhand en het opperste gebied te hebben in de wereld.

46) Hij overdekt

Versta, dat God de ogen des verstands van de regeerders der wereld verblindt, dat zij niet kunnen onderscheiden het goede van het kwade, om de boosheden te straffen en de deugden te vereren.

47) wie is Hij

Te weten, die het doet. Anders, waar [en] wie is Hij? Hoe nu God gezegd wordt het kwade te doen, zie Gen. 45:5, en 1 Kon. 12:15.

Ge 45.5 1Ki 12.15

48) dan?

Hebreeuws, Efo. Zie Hos. 13:10.

Ho 13.10

Job 17:15

39) Waar

Alsof hij zeide: Nergens. Alzo in het volgende: wie zal mijn verwachting aanschouwen? Niemand; het zijn vergeefse woorden, waarmede gij mij ophoudt.

40) verwachting wezen?

Dat is, de gelukzaligheid, die ik hier, naar ulieder zeggen, zou te verwachten hebben.

Job 19:6

8) dat God

Hij wil zeggen dat zij behoorden te bedenken, dat hij buitengewoon door de hand Gods vernederd was, en daarom veel meer tot barmhartigheid bewogen te zijn en hem te vertroosten, dan zo smadelijk tegen hem uit te vallen en met verkeerde oordelen zijn lijden te bezwaren. Vergelijk Job 6:14,15,16.

Job 6.14,15,16

9) omgekeerd,

Of, gekromd; dat is, door velerlei lijden gans terneder gedrukt en verdorven.

10) [met] Zijn net

Of, over mij; dat is, Hij heeft mij zo omsingeld met velerlei ellenden en plagen, dat ik niet ontgaan kan, even alsof ik rondom met strikken bezet ware, die men niet kan mijde. Zie van dezelfde gelijkenis boven, Job 18:8, en onder, Job 22:10; Klaagl. 1:13; Ezech. 12:13, en Ezech. 32:3; Hos. 7:12.

Job 18.8 22.10 La 1.13 Eze 12.13 32.3 Ho 7.12

Isaiah 19:12

33) Waar zijn nu

Anders: waar zij die nu? [waar] zijn nu uwe wijzen?

34) uw wijzen?

Te weten o koning.

Isaiah 22:1

1) last

Zie Jes. 13:1.

Isa 13.1

2) het dal des gezichts.

Het Joodse land wordt een dal genoemd, omdat het rondom heen tussen vele bergen ligt, en zelf heeft; Ps. 125:2. En Jeruzalem wordt genoemd: een dal des gezichts, omdat in die stad veel zieners, dat is veel profeten waren, aan wie zich God de Heere in visioenen, of door gezichten placht te openbaren. Zodat de profeet hier voornamelijk die van Jeruzalem aanspreekt, hun voorzeggende de ellende, die hun was nakende.

Ps 125.2

3) Wat is u nu,

Enigen duiden deze profetie op de tijden van den koning Hizkia, als Sanherib in Juda was ingevallen; anderen verstaan het van de belegering der twee koningen, Pekah en Rezin; zie boven Jes. 7.

4) dat gij altegader

Te weten uit schrikt en verbaasdheid, om aldaar rouw te bedrijven; zie Jes. 15:3, en Jer. 48:38.

Isa 15.3 Jer 48.38

Hosea 10:15

63) Bethel ulieden gedaan,

Dat is, al die gruwelijke afgoderij met andere zonden, te Bethel, of Bethaven [gelijk boven Hos. 10:5, of Aven, Hos. 10:8] bedreven, zijn de oorzaak van deze uwe plagen.

Ho 10.5,8

64) boosheid uwer boosheid;

Dat is, omdat uwe boosheid zo veelvoudig en verschrikkelijk groot is.

65) koning

Op wien zij vertrouwen; zie boven Hos. 10:7, en de aantekening.

Ho 10.7

66) dageraad

Dat is, vroeg, of haastiglijk, gelijk de dageraad of morgenrood met het rijzen van de zon vergaat, of onvoorziens, gelijk wanneer iemand in den morgenstond overvallen wordt; dit kan men ook vergelijken met Ezech. 7:7,10; zie de aantekening aldaar.

Eze 7.7,10

67) ten enenmale uitgeroeid.

Hebreeuws, uitgeroeid, of afgehouwen, afgesneden wordende, is hij uitgeroeid, enz. dat is, zal zekerlijk, enz.

Copyright information for DutKant