Exodus 3:9
Deuteronomy 32:13-14
24) hoogten der aarde, Dat is, Hij verhoogde hem zeer heerlijk en gaf hem de hoogste en vastste steden in. Zie boven, Deut. 1:28. Vergelijk met Deut. 2:36, en Num. 21:25,32. Alzo onder, Deut. 33:29. De 1.28 2.36 Nu 21.25,32 De 33.29 25) honig zuigen uit de steenrots, Want het beloofde land vloeide van honig, Exod. 3:8,17, ook in bossen, 1 Sam. 14, en holen van steenklippen, naar den aard der bijen, Ps. 81:17. Ex 3.8,17 Ps 81.16 26) kei der rots; Vergelijk boven, Deut. 8:15. De 8.15 27) in Bazan weiden, Hebreeuws, kinderen van Basan. Zie Num. 32:33,34, en elders dikwijls, waar Basan [gelegen aan de oostzijde van de Jordaan] verklaard wordt geweest te zijn een zeer vette landouw. Nu 32.33,34 28) nieren van tarwe; Dat is, met zonderling dikke en gezwollen tarwekorreltjes, die ten aanzien van hun gedaante, gelegenheid in het vette en zwelling met de nieren vergeleken worden. 29) reinen wijn, Of, rode wijnen. Job 20:17
31) De stromen, Versta hiermede een groten en rijken overvloed van allerlei goederen. Alzo Ps. 46:5; Jes. 41:18; Joh. 7:38. Ps 46.4 Isa 41.18 Joh 7.38 32) van honig Door deze dingen en andere worden in de Heilige Schrift te kennen gegeven zeer uitnemende zegeningen, dit tijdelijk leven rakende. Zie Exod. 3:8; 2 Kon. 18:32; onder, Job 29:6, en de aantekening. Ex 3.8 2Ki 18.32 Job 29.6
Copyright information for
DutKant