Exodus 34:22

27) Het feest der weken

Versta hier het pinksterfeest, hetwelk gevierd werd zeven weken na pasen; Lev. 23:15; Hand. 2:1.

Le 23.15 Ac 2.1

28) houden,

Hebreeuws, doen; alzo ook Exod. 31:16; Deut. 16:1.

Ex 31.16 De 16.1

29) feest der inzameling,

Dat is, ten tijde wanneer gij uwe vruchten uit het veld thuis brengt.

30) als het jaar om is.

Hebreeuws, de omloping van het jaar.

Leviticus 23:10

10) garf der eerstelingen

Het Hebreeuwse woord betekent het tiende deel van een efa; Exod. 16:36. Hierom schijnt een schoof ook zo genoemd te zijn, omdat men een tiende deel van een efa uit een schoof kon dorsen.

Ex 16.36

Leviticus 23:15

18) beweegoffers zult gebracht hebben;

Zie van het beweegoffer boven, Lev. 7:30.

Le 7.30

19) sabbatten zijn;

Of, weken.

Numbers 28:25

Deuteronomy 16:9

17) sikkel begint

Om den Heere een garf te offeren. Zie Lev. 2:14, en Lev. 23:10.

Le 2.14 23.10

John 7:37

66) laatsten dag,

Dat is, den achtsten dag, die zowel als de eerste moest gevierd worden met samenkomsten en offeranden. Zie Lev. 23:36.

Le 23.36

67) Zo iemand dorst,

Alzo de Joden zich voornamelijk op dit feest, al de vruchten nu ingezameld zijnde, vrolijk maakten met eten en drinken, zo schijnt dat Christus daaruit gelegenheid neemt, om hen van den rechten geestelijken drank te onderwijzen en daartoe te noden.

68) die kome tot

Dat is, uit het gevoel van zijne ellende verlangt daarvan verlost te worden. Zie Jes. 44:3, en Jes. 55:1; Joh. 4:14.

Isa 44.3 55.1 Joh 4.14
Copyright information for DutKant