Exodus 4:10

8) Och Heere,

Zie van het Hebreeuwse woordje, overgezet Och, Gen. 43:20.

Ge 43.20

9) ben geen man wel ter tale,

Hebreeuws, ik ben geen man der woorden; dat is, ik ben niet welsprekend.

10) noch van eergisteren,

Mozes wanhoopte geheel aan de beterschap van zijn tong, overmits hij zelfs in dien tijd geen beterschap vernam, toen de Heere met hem sprak van deze ambassade.

Isaiah 6:5

16) Toen zeide ik:

Of, daarom; te weten omdat ik die tekenen van den toorn Gods zag, die vaardig was om zijne oordelen te oefenen.

17) ik verga!

Of, het is met mij gedaan. Anders: ik ben verstomd, of ik ben dood; dat is, ik moet straks sterven, te weten omdat ik, die onrein van lippen ben, den Heere gezien heb. Zie de aantekening Gen. 16:13; Exod. 24:11, en Deut. 5:25,26; Richt. 13:22.

Ge 16.13 Ex 24.11 De 5.25,26 Jud 13.22

18) dewijl ik

Dat is, ik ben een arm zondig mens. Door het gebruik der lippen, dat is, de woorden, waarin de mens lichtelijk valt, verstaat hij zijn gehelen zondigen staat. Vergelijk Jes. 6:7, en wijders Jak. 3:2.

Isa 6.7 Jas 3.2

19) dat onrein

Dat is, een volk, dat de afgoden aanbidt, tot leugen genegen is en traag om den waren God te aanbidden, te eren en te danken en hunnen naaste te stichten.

Jeremiah 1:6

16) ik kan niet spreken,

Of, weet niet te spreken.

17) jong.

Of, een kind, jongen, jongeling, en dienvolgens hiertoe gans onbekwaam en zonder aanzien. Van het Hebr. woord, zie Gen. 22:5. Het wordt alzo gebruikt van kinderen en jongen, gesteld tegen ouden; Jes. 3:5, en Jes. 7:16, en Jes. 13:18, en Jes. 20:4.

Ge 22.5 Isa 3.5 7.16 13.18 20.4
Copyright information for DutKant