Exodus 4:10

8) Och Heere,

Zie van het Hebreeuwse woordje, overgezet Och, Gen. 43:20.

Ge 43.20

9) ben geen man wel ter tale,

Hebreeuws, ik ben geen man der woorden; dat is, ik ben niet welsprekend.

10) noch van eergisteren,

Mozes wanhoopte geheel aan de beterschap van zijn tong, overmits hij zelfs in dien tijd geen beterschap vernam, toen de Heere met hem sprak van deze ambassade.

Job 11:2

1) de veelheid

Anders, die veel van woorden is, of een veelspreker.

2) klapachtig

Hebreeuws, man der lippen; dat is, een klapper en zwetser. Alzo wordt een man der tong genaamd een man die tot kwaadspreken en lasteren genegen is, Ps. 140:12. Daarentegen een man der woorden wordt genaamd een, die welsprekend is; Exod. 4:10.

Ps 140.11 Ex 4.10

3) recht hebben?

Of, rechtvaardig zijn?

Job 22:8

13) van geweld,

Hebreeuws, een man des arms; dat is, die geweld pleegde en de lieden verdrukte; voor dien steldet gij het land open. Vergelijk deze manier van spreken met de aantekening boven, Job 11:2. Arm voor geweld; alzo onder, Job 35:9, en Job 38:15.

Job 11.2 35.9 38.15

14) aanzienlijk persoon

Hebreeuws, aangenomen van aangezicht; dat is, die men om enige uiterlijke hoedanigheid v¢¢r anderen stelde, die van geringer aanzien waren. Zie van dusdanige aanneming, of aanzien, Lev. 19:15.

Le 19.15
Copyright information for DutKant