Ezekiel 11:1

1) de Geest op,

Versta, den Geest Gods, die hem dit gezicht vertoonde; zie boven Ezech. 8:3.

Eze 8.3

2) Oostpoort

Zie boven Ezech. 10:19.

Eze 10.19

3) vijf en twintig mannen,

Men meent dezen geweest te zijn dezelfden van wie gesproken is boven Ezech. 8:16. Zoveel is het, dat zij van groot aanzien onder het volk geweest zijn, en voornamelijk wier namen hier uitgedrukt worden. Zij komen hier uit het huis des Heeren, van den afgodendienst, dien zij daar de zon bewezen hadden, en spreken tezamen van de versterking der stad.

Eze 8.16

4) Ja„zanja,

Onderscheid dezen van een anderen Ja„zanja, den zoon van Safan, boven Ezech. 8:11.

Eze 8.11

5) Pelatja,

Die ook te onderscheiden is van anderen van dezen naam; 1 Kron. 3:21, en 1 Kron. 4:42.

1Ch 3.21 4.42

6) vorsten des volks.

Dat is, voortreffelijke personen, die in de regering des lands uitstekende, bij het volk aanzienlijk waren, en dienvolgens een voorbeeld der godvruchtigheid allen billijk moesten geweest zijn; vergelijk Exod. 3:16; Lev. 4:15; 2 Kon. 23:1, en de aantekening.

Ex 3.16 Le 4.15 2Ki 23.1
Copyright information for DutKant