Ezekiel 16:31-34

92) verwelfsel bouwt

Zie boven Ezech. 16:24.

Eze 16.24

93) aan het hoofd van iederen weg,

Zie boven Ezech. 16:25.

Eze 16.25

94) een hoer,

Dewijl zij geen loon begeert, maar toegeeft. Zie Ezech. 16:33,34.

Eze 16.33,34
95) overspelige vrouw,

Te weten die andere mannen tot zich lokt, zonder enig loon te begeren.

96) haar man

Die God zelf is, Hos. 2:19; 2 Cor. 11:2.

Ho 2.20 2Co 11.2

97) vreemden aan.

Te weten boelen en hoereerders; dat is, vreemde en valse goden; Ps. 44:21; Jer. 2:25, en Jer. 3:13.

Ps 44.20 Jer 2.25 3.13
98) Men geeft loon aan alle hoeren;

Hebreeuws, zij geven; te weten de hoereerders.

99) uw loon

Te weten zowel in het bekomen en verkrijgen van de vreemde goden en de wijze om die te dienen, als om afgodische verbonden met de heidenen te maken.

100) boelen,

Hebreeuws, liefhebbers, of minnaars; alzo in het volgende.

101) van rondom

Dat is, van alle steden en landen.

102) zouden ingaan

Zie van deze manier van spreken Gen. 6:4.

Ge 6.4

103) om uw hoererijen.

Dat is, om met u hoererij te bedrijven.

104) het tegendeel

Hebreeuws, omkering.

105) van de vrouwen,

Te weten die onkuis zijn en haar lichaam gemeen maken. Want zij begeren hoerenloon te ontvangen en niet te geven.

106) dewijl men u niet naloopt,

Hebreeuws, achter u om werd niet gehoereerd; dat is, dewijl u niemand vervolgt of naloopt om met u hoererij te bedrijven.

Copyright information for DutKant