Ezekiel 16:6

16) in uw bloed,

Te weten dat aan uw lijf was toen gij eerst ter wereld kwaamt. Dit bloed betekent ons de verdorvenheid der natuur, in welke wij allen ontvangen en geboren zijn, en die ons den tijdelijken en eeuwigen dood onderworpen maakt.

17) in uw bloed:

Dat is, daar gij in uw bloed waart.

18) Leef;

Dat is, gij zult leven, niettegenstaande gij zeer verdorven en ellendig zijt. Het is een bevel, inhoudende ene belofte des levens; van welke manier van spreken zie Ps. 37:3, en Spreuk. 3:25. De Heere wil zeggen: Hoewel gij zeer onrein en mismaakt zijt, en ligt als in het midden des doods, nochtans zal Ik maken dat gij zult leven. Dit is doorgaans vervuld, volgens het verbond der genade, hetwelk God met Abraham heeft opgericht.

Ps 37.3 Pr 3.25

19) ja,

Dit wordt tweemaal gezegd om te tonen dat God zijne beloften menigmaal heeft vernieuwd en dat zij vast gaan. Zie van deze beloften, Gen. 12:1,2,3, en Gen. 13:15,16, en Gen. 15:1, enz., en Gen. 17:1,2, enz., en Gen. 22:17, enz., en Gen. 24:7, en Gen. 26:3, en Gen. 28:13, enz.

Ge 12.1,2,3 13.15,16 15.1 17.1,2 22.17 24.7 26.3 28.13

Ezekiel 16:9

27) wies Ik u met water,

Hierdoor verstaan velen de weldaad van de vergeving der zonden, vloeiende uit het genadeverbond, en die dikwijls door afwassing afgebeeld en uitgedrukt wordt; Exod. 24:8; Lev. 15:13; Ps. 51:4,9; onder Ezech. 36:25; Hand. 22:16; 1 Cor. 6:11; Openb. 1:5. Doch versta ook dit en het volgende van de wedergeboorte en heiligmaking, ten aanzien van de kinderen der belofte en de uitverkorenen, die onder het volk waren.

Ex 24.8 Le 15.13 Ps 51.2,7 Eze 36.25 Ac 22.16 1Co 6.11 Re 1.5

28) uw bloed van u af,

Te weten dat in uwe geboorte aan u gevonden werd.

29) zalfde u met olie.

Te weten om u behagelijk te maken. Vergelijk Esth. 2:12. Dit betekende de geestelijke zalving met olie der wedergeboorte, waardoor de mens tot een beter leven geheiligd wordt. Zie van deze olie en zalving, 2 Cor. 1:21,22; 1 Joh. 2:20,27.

Es 2.12 2Co 1.21,22 1Jo 2.20,27

Hosea 12:14

56) Isra‰l op uit Egypte

Het volk van Isra‰l, Isra‰ls of Jakobs nakomelingen.

57) profeet, en door een

Den groten profeet Mozes.

58) profeet werd hij gehoed.

God hoedde hen en bewaarde hen door Mozes, als een herder zijne schapen. Dit wordt gesteld tegen Jakobs hoeden der schapen, waarvan in Hos. 12:13.

Ho 12.12

Joel 3:17

41) gijlieden zult weten,

Dat is, mijne kerk [waarvan de gelovigen te dien tijde medeleden waren] zal bevinden, ervaren; verg. Joel 2:27.

Joe 2.27

42) Sion,

Gelijk Joel 2:32, en in Joel 3:21.

Joe 2.32 3.21

43) heiligheid zijn,

Dat is, gans heilig, volkomenlijk alsdan geheiligd; zie in Joel 3:21; Openb. 21:2, en ook gezuiverd van het lastig gezelschap aller onheilige bokken en huichelaars, die van Christus niet zijn en zijnen Geest niet hebben, gelijk volgt.

Joe 3.21 Re 21.2

44) en vreemden zullen niet meer door haar doorgaan.

Zie Zach. 14:21; Matth. 7:23, en Matth. 13:30, en Matth. 25:32,46; Openb. 21:27; voorts zal zij ook van gene vijanden meer geplaagd zijn.

Zec 14.21 Mt 7.23 13.30 25.32,46 Re 21.27

Joel 3:19

48) Egypte

Zie Joel 3:4.

Joe 3.4

49) woeste wildernis,

Gelijk in Joel 2:3.

Joe 2.3

50) om het geweld,

Hebr. om den wrevel, of het geweld der kinderen van Juda; dat is, dien zij aan Juda bewezen hebben. Verg. de manier van spreken met Jer. 2:2, en zie de aantekening aldaar.

Jer 2.2

Ephesians 2:12

34) zonder Christus,

Dat is, zonder gemeenschap met Christus te hebben, die komen zou, buiten welke gene zaligheid was; Joh. 14:6; Hand. 4:12. De Isra‰lieten dan, die het koninkrijk Isra‰ls verwachtten, hadden gemeenschap met Christus, die beloofd was. Zie Joh. 8:56; Hand. 13:26,32, en Hand. 15:11, en Hand. 26:6,7; Hebr. 11:26, enz.

Joh 14.6 Ac 4.12 Joh 8.56 Ac 13.26,32 15.11 26.6,7 Heb 11.26

35) het burgerschap

Dat is, de gemeente Gods, die in het burgerschap Isra‰ls was begrepen.

36) de verbonden

Dat is, van de geestelijke beloften, die God in Zijn verbond met de Isra‰lieten opgericht, gedaan en dikwijls vernieuwd heeft, waarom Hij het verbonden in het getal van velen noemt.

37) geen hoop

Namelijk geen ware hoop van de vergeving der zonden en der eeuwige zaligheid.

38) zonder God

Dat is, zonder de oprechte kennis en dienst van den waren God. Want als is het dat zij vele goden en godsdiensten hadden, die waren nochtans van hen verdicht en versierd. Zie Rom. 1:21, enz.; al ware het dat enigen God als Schepper kenden, nochtans, dewijl zij den Zoon niet kenden, noch eerden, zo hadden zij ook den Vader niet; Joh. 5:23.

Ro 1.21 Joh 5.23

Revelation of John 6:10

20) Hoelang, o heilige en

Grieks tot wanneer toe. Dit gebed komt niet voort uit enige wraakgierigheid, maar uit een heiligen ijver, die deze heilige Geesten tot de bevordering van Gods eer, en een begeerte, dat God Zijn rechtvaardigheid en hun goede zaak bekend make onder de mensen, gelijk David ook spreekt tot Saul, 1 Sam. 24:13, en Paulus van een vijand der Kerk van Christus, 2 Tim. 4:14, en wij allen tezamen, als wij bidden: verlos ons van den boze.

1Sa 24.12 2Ti 4.14
Copyright information for DutKant