Ezekiel 17:6

19) het sproot uit,

Te weten dat zaad, de koning Zedekia. De zin is, dat deze koning welvoer en gelukkig was in zijn koninkrijk, zolang als hij den koning van Babel getrouw bleef.

20) [doch] nederig

Te weten als die onder het gebied was van den koning van Babel, dien hij jaarlijks schatting moest betalen.

21) stam,

Hebreeuws, statuur, hoogte, opstaande gestalte; alzo onder Ezech. 19:11, en Ezech. 31:3,5,10.

Eze 19.11 31.3,5,10

22) naar hem,

Te weten waarvan hij zijne planting had en onder wiens bescherming hij schuilde.

23) hij tot een wijnstok,

Namelijk de wijnstok.

Amos 6:7

26) nu gevankelijk henengaan

Dat is, al haast. Zie Hos. 10:3.

Ho 10.3

27) onder de voorsten,

Hebr. in, of onder het hoofd; dat is, vooraan, in de spits der gevangenen zult gij de eerste en voorste zijn, gelijk gij in hoogheid en boosheid den voorgang hebt gehad. De voorste in straffen.

28) banket dergenen,

Anders: rouwmaaltijden, die zij met grote pracht, overdaad en wonderlijk bestuur plegen te houden. Zie Jer. 16:4.

Jer 16.4

29) weelderig zijn,

Gelijk in Amos 6:4.

Am 6.4

30) wegwijken.

Alle vreugde, dartelheid, pracht en overdaad zal ophouden en hen verlaten, en inplaats van die zal hen ellende en jammer aankleven en volgen.

Copyright information for DutKant