Ezekiel 18:19-20

39) gijlieden zegt:

Namelijk gij Joden, die het voorgemelde spreekwoord gebruikt, boven Ezech. 18:2. God valselijk beschuldigende dat Hij de kinderen om der vaderen misdaden straft; gij, zeg ik, antwoordt mij aldus, waarom? enz. Zo voorkomt de profeet hier hetgeen de boze Joden op zijn voorgaande leer antwoordden.

Eze 18.2

40) waarom

Dit zijn de woorden der Joden, alsof zij zeiden: Waarom zegt gij dat, te weten dat de Zoon niet draagt de misdaad van zijn vader, dewijl het tegendeel aan ons blijkt; die met oorlog, om onzer vaderen wil, gestraft worden?

41) ongerechtigheid des vaders?

Ongerechtigheid is hier genomen voor de straf der ongerechtigheid, alzo in het volgende; zie Lev. 5:1. Hebreeuws, draagt niet de zoon in, of van de ongerechtigheid, enz. en alzo in het volgende.

Le 5.1

42) Immers zal de zoon,

Dit is het wederantwoord en de wederlegging, die God door zijn profeet aan de Joden geeft, verklarende d…t de vrome niet gestraft wordt om den goddeloze, en dat deze zijn eigen straf draagt.

43) De ziel, die zondigt,

Zie boven Ezech. 18:4.

Eze 18.4

44) de zoon zal niet dragen

Versta dit van zulk een zoon, die de ongerechtigheid zijns vaders niet navolgt. Anders blijven vast de dreigementen, die wij lezen Exod. 20:5, en Deut. 5:9.

Ex 20.5 De 5.9

45) de gerechtigheid des rechtvaardigen zal op hem zijn,

Dat is, de genadige beloning der gerechtigheid en goede werken zal hem geworden. Van het woord gerechtigheid, vergelijk Gen. 30:33, en de aantekening; idem zie Ps. 24:5, en Ps. 85:14, en Ps. 112:9; Jes. 58:8.

Ge 30.33 Ps 24.5 85.13 112.9 Isa 58.8

46) de goddeloosheid des goddelozen zal op hem zijn.

Dat is, de rechtvaardige straf, die de goddeloze verdient, zal op hem komen. Zie boven Ezech. 18:19, het woord ongerechtigheid.

Eze 18.19
Copyright information for DutKant