Ezekiel 19:3

8) een van haar welpen op;

Namelijk Joahaz, die in de plaats van zijn vader koning werd; 2 Kon. 23:30.

2Ki 23.30

9) roof te roven,

Joahaz wordt hier beschuldigd van roofgierigheid en overlast, bedreven tegen de bijgelegen volken, als de Egyptenaren, daarna van tirannie, geweld en bloedstorting, ook tegen zijne onderzaten bedreven; vergelijk onder Ezech. 19:6.

Eze 19.6

10) hij at mensen op.

Vergelijk Deut. 7:16, en Deut. 31:17; Ps. 14:4, en Ps. 27:2.

De 7.16 31.17 Ps 14.4 27.2
Copyright information for DutKant