Ezekiel 19:7

20) Hij bekende zijn weduwen,

Dat is, had vleselijke gemeenschap met de weduwen dergenen, die hij ten onrechte vermoord en geweldiglijk verdrukt had; zie van het woord bekennen alzo genomen, Gen. 4:1. Anderen nemen het woord almenoth, hetwelk weduwen betekent, onder Ezech. 22:25, voor armenoht; dat is paleizen, 2 Kron. 36:19; of verlaten paleizen, gelijk Jes. 13:22; zie aldaar de aantekening en dat met dezen zin, dat Jojakim ook de goederen der mensen, ja der machtigen, die hij verdrukt had, aangetast en geroofd heeft, tot dien einde die beziende en kennis daarvan nemende.

Ge 4.1 Eze 22.25 2Ch 36.19 Isa 13.22

21) zijn volheid

Dat is, dat hetzelve vervult, of dat daarin is; alzo Ps. 24:1; Jes. 6:3, en onder Ezech. 32:15.

Ps 24.1 Isa 6.3 Eze 32.15

22) ontzet werd

Of, woest en eenzaam.

23) van de stem zijner brulling.

Dat is, van zijn tirannieke woeding en verwoesting.

Copyright information for DutKant