Ezekiel 20:14

33) deed het om Mijns Naams wil,

Te weten dat Ik hun naar mijn genadige belofte gedaan heb. Zie boven Ezech. 20:9. Anders: Ik deed het; te weten mits hen dikwijls te straffen, als zij tegen mij in de woestijn murmureerden en zondigden.

Eze 20.9

34) uitvoerde.

Te weten uit Egypteland, gelijk boven Ezech. 20:6.

Eze 20.6

Ezekiel 20:22

50) Ik keerde Mijn hand af,

Te weten van mijn toorn over hen te volbrengen.

51) deed het om Mijns Naams wil,

Te weten dat Ik hen niet in de woestijn vernielde.

52) ontheiligd worden,

Alzo boven Ezech. 20:9.

Eze 20.9

Ezekiel 20:44

109) om Mijns Naams wil,

Zie boven Ezech. 20:9.

Eze 20.9

Daniel 9:19

55) Uw stad, en Uw volk

Zie boven Dan. 9:18.

Da 9.18

Romans 9:17

48) tot Farao:

Met dit voorbeeld van Farao bewijst hij het tweede lid van het antwoord op de voorgaande tegenwerping, namelijk dat er ook gene onrechtvaardigheid is ten aanzien van degenen, die in hunne zonden worden verlaten en verworpen, dewijl God zulks rechtvaardiglijk doet en tot eer van Zijnen naam richt.

49) verwekt,

Dit woord verwekken kan genomen worden, •f voor de verwekking van Farao tot het koninkrijk, •f voor zijne behoudenis in het midden van al de plagen, die God over hem en zijn volk had gebracht. En ook wordt tevens daaronder verstaan zijne verharding tegen het volk Isra‰ls en Gods bevel, gelijk uit het besluit van Paulus in Rom. 9:18 blijkt; niet dat Hij hem tot zondigen zou hebben verwekt, hetwelk niet zijn kan, Jak. 1:13, maar omdat Hij hem rechtvaardig in zijne zonden heeft verlaten, en aan zijn eigen boze en hoogmoedige begeerten overgegeven, waardoor hij tegen God en Zijn gebod zolang heeft geworsteld, totdat God de verdiende straf over hem heeft uitgevoerd, en Zijne eer en macht alzo voor de gehele wereld aan hem betoond. Zie Spreuk. 16:4; Habak. 1:12.

Ro 9.18 Jas 1.13 Pr 16.4 Hab 1.12

Romans 9:23

63) opdat Hij zou bekend maken

Dit is het andere einde, hetwelk God voorgehad heeft in het verkiezen van de Zijnen, namelijk het bewijzen van Zijn overvloedige genade en heerlijkheid, welke Hij hun wil deelachtig maken; Rom. 8:29.

Ro 8.29

64) de vaten der barmhartigheid,

Dat is, over welken Hij Zich heeft willen ontfermen, om hen door Christus van het verderf te verlossen.

65) te voren bereid heeft tot heerlijkheid?

Dat is, van eeuwigheid geschikt en uitverkoren heeft tot het eeuwige leven; Ef. 1:4,5,6.

Eph 1.4,5,6

Ephesians 1:6

17) Tot prijs der

Dat is, opdat deze Zijn heerlijke genade door ons geloofd en geprezen worde; hetwelk is het opperste einde van deze eeuwige en genadige verkiezing Gods, Rom. 9:23.

Ro 9.23

18) begenadigd heeft

Of, aangenaam heeft gemaakt, namelijk voor hem, gelijk dit woord, Luk. 1:28, van de maagd Maria ook gebruikt wordt.

Lu 1.28

19) Geliefde;

Namelijk Christus, zijn geliefden Zoon; Matth. 3:17.

Mt 3.17
Copyright information for DutKant