Ezekiel 20:7

15) de verfoeiselen zijner ogen weg;

Zo noemt God de beelden en al hun goddeloos tuig, omdat zij verfoeilijk voor hem zijn, en voor alle mensen zijn moeten, waarop nochtans de Isra‰lieten met vermaking hunne ogen sloegen. Zie 1 Kon. 11:5; 2 Kron. 15:8.

1Ki 11.5 2Ch 15.8

16) verontreinigt ulieden niet

Hetwelk geschiedt met die ter afgoderij op te richten, en hun godsdienstige eer inwendiglijk of uitwendiglijk te bewijzen. Alzo onder Ezech. 20:30,31, en Ezech. 23:7, en Ezech. 36:25. Afgoderij is geestelijke onreinheid. Vergelijk Gen. 35:2, en 2 Kron. 29:16, enz. Hierom wordt zij ook hoererij, of overspel genaamd. Zie Lev. 17:7.

Eze 20.30,31 23.7 36.25 Ge 35.2 2Ch 29.16 Le 17.7

17) de drekgoden van Egypte;

Die zeer gruwelijk en belachelijk waren, gelijk de kalven, krokodillen, apen, de ibis, welken men schrijft in Egypte een vogel te zijn als een ooievaar, die de slangen opeet, enz.

Copyright information for DutKant