Ezekiel 20:8
18) niemand wierp de verfoeiselen zijner ogen weg, Hebreeuws, een ieder verwierpen de verfoelselen van hunne ogen niet; of en wierpen hen niet weg; alzo in de volgende woorden; dat is, niemand, of geen van hen, welverstaande van het merendeel. Zie 1 Kon. 11:34. 1Ki 11.34 19) Mijn grimmigheid Zie Ps. 79:6. Ps 79.6 20) Mijn toorn Zie boven Ezech. 7:8. Eze 7.8
Copyright information for
DutKant