Ezekiel 21:2
1) zet uw aangezicht tegen Jeruzalem, Zie boven Ezech. 20:46. Eze 20.46 2) drup tegen Dat is, stel leer, straf en vermaning voor. Zie Deut. 32:2. De 32.2 3) de heiligdommen, Versta, den tempel des Heeren, over welken de Joden alzo roemden en pochten, alsof hij niet had kunnen uitgeroeid worden, Jer. 7:4. Het getal van velen wordt gebruikt, omdat deze tempel verscheidene delen had; zie Lev. 26:31. Jer 7.4 Le 26.31 4) land van Isral; Versta, het land van Juda, hetwelk een deel was van het land Kanan, dat de Heere den Isralieten tot hun erfdeel beloofd had. Zie boven Ezech. 6:2. Eze 6.2
Copyright information for
DutKant