Ezekiel 24:17

44) Houd stil van kermen,

Dat is, kerm niet, maar zwijg stil.

45) dodenrouw maken,

Dat is, geen rouwtekens tonen, gelijk men over verstorven vrienden te dien tijde placht te doen.

46) hoed op u,

Of, huif, muts, zet op uw hoofd [gelijk onder Ezech. 24:23]. Het Hebreeuwse woord heeft den naam van versieren. Integendeel plegen de rouwdragenden met het blote hoofd te gaan, en as of stof daarop te spreiden; Lev. 10:6, en Lev. 21:10; 1 Sam. 4:12; 2 Sam. 15:32; Jes. 61:3; Klaagl. 2:10.

Eze 24.23 Le 10.6 21.10 1Sa 4.12 2Sa 15.32 Isa 61.3 La 2.10

47) schoenen aan uw voeten;

Daar de rouwenden ongeschoeid of barvoets plachten te gaan; 2 Sam. 15:30.

2Sa 15.30

48) lip

Of knevelbaard niet verhullen, bewimpelen, gelijk die plachten te doen, die in rouw waren over een groot ongeval; zie Lev. 13:45; Micha 3:7. Sommigen verstaan niet alleen de bovenste lip, maar voorts den mond en de kin, met de ganse plaats van den baard.

Le 13.45 Mic 3.7

49) brood niet eten.

Versta, leedspijs, leed- of rouwmaal eten met de vrienden en naburen; zie Jer. 16:7.

Jer 16.7

Micah 3:7

18) zieners zullen beschaamd,

Dat is, die valse profeten, die zich van mijn gezichten valselijk beroemen. Zie van het woord ziener. 1 Sam. 9:9; Ezech. 13:3.

1Sa 9.9 Eze 13.3

19) bovenste lip bewimpelen;

Of, knevelbaard, tot een teken van rouw. Zie Lev. 13:45; Ezech. 24:17,22 met de aantekening.

Le 13.45 Eze 24.17,22

20) antwoord Gods zijn.

Geen goddelijk gezicht of profetie, dat men God mocht raad vragen of troost bij Hem zoeken in het lijden. Verg. Ps. 74:9; Ezech. 7:26; Amos 8:11,12, of geen verhoring; gelijk Micha 3:4.

Ps 74.9 Eze 7.26 Am 8.11,12 Mic 3.4
Copyright information for DutKant