Ezekiel 24:7

25) haar bloed

Van Jeruzalem, afgebeeld door dezen pot.

26) gladde steenrots

Hebreeuws, gladdigheid, glans, of spits, uitstekendheid ener steenrots, alwaar zij, als voor Gods ogen, het bloed harer kinderen, den afgoden ter ere, heeft gestort en in het openbaar laten liggen, om God te tergen, gelijk volgt. Vergelijk de manier van spreken met onder Ezech. 26:4,14.

Eze 26.4,14

27) stof te bedekken.

Dit ziet op de wet Lev. 17:13; Deut. 12:16,24.

Le 17.13 De 12.16,24

Ezekiel 26:14

33) gladde steenrots;

Zie boven Ezech. 26:4,5.

Eze 26.4,5

34) niet meer gebouwd worden;

Dat is, niet als tevoren; gij zult nimmermeer wederkomen tot uw vorigen wereldlijken bloei, staat en heerlijkheid, en metttertijd gans vergaan; vergelijk Jes. 23:15,17, en onder Ezech. 26:21, en Ezech. 27:36; idem Ezra 3:7; Neh. 13:16; Matth. 15:21; Mark. 7:24; Hand. 12:20, en Hand. 21:3,7. Men houdt dat zij onder den koning Cyrus wat weder gerezen is, en ten tijde van Alexander de Grote is het zeker dat zij van vermogen was, als hij haar zeven maanden belegerde en innam; maar ten huidigen dage betuigen velen dat er nauwelijks enige overblijfselen van de herbouwde stad Palae-Tyrus gezien worden; niettemin heeft zij geestelijke beloften gehad voor de uitverkorenen onder den Messias, Ps. 97:4; Jes. 23:18. God [wien alles van eeuwigheid bekend is] voegt hier [gelijk elders dikwijls] het begin en het einde tezamen.

Isa 23.15,17 Eze 26.21 27.36 Ezr 3.7 Ne 13.16 Mt 15.21 Mr 7.24 Ac 12.20 21.3,7 Ps 97.4 Isa 23.18
Copyright information for DutKant