Ezekiel 25:4
5) die van het oosten Hebreeuws, de kinderen van het oosten. Hierdoor verstaan sommigen de Chalden of Babylonirs; maar omdat de Heilige Schrift doorgaans zegt dat de Chalden van het noorden zouden komen, zo verstaan het anderen van de oosterse natin, die oostwaarts aan Ammon grensden, als de Arabieren, die zich in tenten onthielden, Kedarenen, enz., hebbende menigte van kemelen en vee, genegen om goede weiden te zoeken, en in de Schriftuur onder die van het oosten gemeenlijk begrepen. Deze [zovelen als er van Nebukadnezar waren overgelaten of overzien] zouden het land der Ammonieten, van de Chalden verstoord en de inwoners weggevoerd zijnde, tot gerief voor hun vee hebben ingenomen en bezeten. Zie Gen. 29:1; Richt. 6:3, en Richt. 8:11; Job 1:3; Jes. 60:6,7; Jer. 49:28,29,31,32, met de aantekening. Ge 29.1 Jud 6.3 8.11 Job 1.3 Isa 60.6,7 Jer 49.28,29,31,32 6) burchten in u zetten, Of, sloten, paleizen, statelijke gebouwen, prachtige huizen.
Copyright information for
DutKant