Ezekiel 3:12

20) Geest mij op,

Zie boven Ezech. 2:2.

Eze 2.2

21) een stem van grote ruising,

Te weten gemaakt door de dieren, engelen, of cherubim; zie Ezech. 3:13.

Eze 3.13

22) Geloofd zij de heerlijkheid

Vergelijk Jes. 6:3; Luk. 2:13,14; Openb. 4:8.

Isa 6.3 Lu 2.13,14 Re 4.8

23) des HEEREN

Die boven op den troon zat; zie boven Ezech. 1:26. De zin is dat zijne heerlijkheid niet zou verminderd worden door de verwoesting der stad Jeruzalem en van den tempel, maar veelmeer verheven door de bewijzingen zijner gerechtigheid tegen de afvallige Joden.

Eze 1.26

24) uit Zijn plaats!

Te weten verhuizende en scheidende. Versta door deze plaats Jeruzalem en voornamelijk den tempel, dien God tot zijne woning, als een teken zijner tegenwoordigheid onder dat volk verkoren had; 1 Kon. 8:13; 2 Kron. 6:2; Ps. 132:13,14. Deze plaats zou God voor een tijdlang verlaten; Hos. 5:15; Micha 1:3.

1Ki 8.13 2Ch 6.2 Ps 132.13,14 Ho 5.15 Mic 1.3
Copyright information for DutKant