Ezekiel 35:5

6) eeuwige vijandschap hebt,

Hebreeuws, vijandschap der eeuwigheid; te weten tegen mijn volk; vergelijk boven Ezech. 25:12, enz.; Amos 1:11.

Eze 25.12 Am 1.11

7) wegvloeien

Of, gestort; dat is, hun bloed, als water door moorderijen vergoten, doen wegvloeien; vergelijk Ps. 63:11, en Jer. 18:21, met de aantekening.

Ps 63.10 Jer 18.21

8) het geweld des zwaards,

Hebreeuws, de handen des zwaards. Zie Job 5:20.

Job 5.20

9) verderfs,

Of, ondergangs, door de Chalde‰n, die de Edomieten geholpen of aangehitst hebben om Jeruzalem in den grond uit te roeien. Zie Ps. 137:7.

Ps 137.7

10) uiterste ongerechtigheid;

Hebreeuws, ongerechtigheid van het einde, of des uitersten; zie boven Ezech. 21:25.

Eze 21.25

Amos 1:11

29) Edom,

Zie Jes. 21:11; Jer. 49:7; Ezech. 25:12; Obad. 1:1.

Isa 21.11 Jer 49.7 Eze 25.12 Ob 1.1

30) broederen met het zwaard heeft vervolgd,

Dat is, bloedverwant, namelijk Isra‰l of de Isra‰lieten, afkomstig van Jakob, Ezau's broeder, die der Edomieten vader is geweest; zie Gen. 27:40; Deut. 23:7.

Ge 27.40 De 23.7

31) barmhartigheden verdorven,

Dat is, de natuurlijke genegenheid en mededogendheid, die bloedverwanten elkander behoren toe te dragen en te bewijzen.

32) verbolgenheid altoos behoudt.

Die Ezau eerst tegen zijn broeder Jakob opgenomen heeft, [Gen. 27:41], en schandelijk van de nakomelingen vervolgd en gecontinueerd is. Zie Ps. 137:7, enz.

Ge 27.41 Ps 137.7
Copyright information for DutKant